Unité 2 - sports et passions - Lire + Grammaire I

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Kies zelf je plek...maar denk erom, als het niet gaat krijg je een plek die je echt niet wilt! 

Slide 2 - Slide

Menu du jour - Mardi 6 juin


 - Finir les exercices 5 et 6 (2.2 Lire)
               vocabulaire + lire 

- Faire l'exercice 8 (2.3 grammaire)
               Grammaire: verbe pouvoir                        
Na deze les:
- begrijp ik een interview over sporten en hobby's
- Kan ik het werkwoord "pouvoir" gebruiken in 2 tijden

Slide 3 - Slide

Exercice C: Vertaal de zinnen naar het Nederlands. (6 points)



1. L’équipe s’entraine avant le match; c’est un échauffement.

 
2. Je peux devenir l’entraineur de l’équipe de France !

Slide 4 - Slide

Exercice D : Vul de zinnen aan met het juiste Franse woord. (8 points)


Kies uit de deze lijst, je houdt 2 woorden over:
battre - neuf - un exposé - j’ai appris – Je viens de - un jeu de société - lancer- la passion – progresser - sport d’hiver
1. Ma mère a acheté………………………pour l’anniversaire de mon frère.
2. ………………………. finir de regarder une série. Je l’ai bien aimé !
3. ………………..…..de mon père ? C’est le foot.
4. Le snowboard est un …………………….. .
5. Pour ……………………….il est indispensable de s’entrainer tous les jours !
6. Au collège je vais faire ………………….. sur l’histoire de France.
7. J’ai acheté un téléphone ………………….. dans un magasin.
8. ……………………………. à faire la cuisine avec ma mère.

Slide 5 - Slide

Exercice F: De werkwoorden. Noem 5 Franse werkwoorden uit de woordenlijst die te maken hebben met sporten en 3 werkwoorden die te maken hebben met hobby’s (8 points)


a- 5 werkwoorden over sporten

b- 3 werkwoorden over hobby’s

Slide 6 - Slide

Exercice G: Vul het juiste lidwoord bij de sports / hobby’s (6 points)


1. Je fais ………………….. foot.
2. Nous faisons ……………. gymnastique.
3. Nous jouons …………….. musique.
4. Elle joue ………………….. violoncelle.
5. Il fait …………………… escalade.
6. Je joue ………………… basket.

Slide 7 - Slide

Welk woord is GEEN signaalwoord uit het laatste antwoord van Edwin?

Slide 8 - Slide

Welk woord is GEEN signaalwoord uit het laatste antwoord van Edwin?

Slide 9 - Slide

Welk woord is GEEN signaalwoord uit het laatste antwoord van Edwin?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide