Concentratie en aandachtsstijlen

Concentratie en aandachtsstijlen 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Concentratie en aandachtsstijlen 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1. Aan het einde van de les kun je de verschillende aandachtsstijlen en hun kenmerken beschrijven. 
2. Aan het einde van de les kun je jouw persoonlijke voorkeurs-aandachtsstijl identificeren en begrijpen hoe je deze kunt inzetten in verschillende situaties.
3. Aan het einde van de les kun je de relatie tussen aandachtsstijlen en prestaties onder druk herkennen. 
  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Intro blokje overgooien:
Laat de groep een blokje overgooien naar elkaar, zonder te zeggen naar wie ze gooien, zonder te spreken, zonder te lachen. 
Introduceer de oefening als heel moeilijk, omdat je zo geneigd bent op elkaar te reageren, maar dat mag nou juist niet.
Als het blokje valt begin je opnieuw.

Doel; gedachten tot rust brengen, niet laten afleiden, op een ding geconcentreerd zijn.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil voor jou tussen aandacht, concentratie en focus?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

fruit & cars
In een kring staan:
  • iedereen krijgt een nummer.
  • iedereen bedenkt een fruitsoort, bv appel, mandarijn
  • om de beurt noem je je fruitsoort in de volgorde van de nummers
  • daarna voeg je een automerk toe
  • Als het niet goed gaat, begin je opnieuw

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking:
  • Hoe ging het met jouw concentratie?
  • Wanneer stokt het?
  • Wanneer lukt het om door te gaan?
  • Wat kun je nog meer doen om je boodschap aan te laten komen?

 


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Oefening met bouwzeil
  • Iedereen op het zeil staan aan 1 kant
  • Iedereen aan de andere kant; zeil omdraaien zonder afstappen
  • Nabespreken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Aandacht:
Het selecteren van informatie waar je iets mee kunt.
Soorten aandacht:
1. Gerichte aandacht: Hierbij focus je kort op één taak. bv. naar buiten kijken 
2. Volgehouden aandacht: Dit is het vermogen om je aandacht langdurig op één ding te richten (bv. het lezen van een boek of het uittypen van een lang stuk tekst).
3. Selectieve aandacht: Als je je aandacht hebt voor 1 taak terwijl je andere informatie negeert (bv. luisteren naar iemand terwijl de radio aan staat).
4.  Wisselende aandacht: Hierbij schakel je van de ene taak naar de andere ((bv. de telefoon opnemen tijdens het koken).
5. Verdeelde aandacht: Dit houdt in dat je je aandacht verdeeld over meerdere dingen tegelijkertijd (bv. autorijden) 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke vorm herken je zelf?
  • Met welke vorm van aandacht heb jij de meeste moeite? 
  • Maak een ranking van 1 t/m 5 (1 is meeste moeite en 5 minste)
  • Bedenk een voorbeeld bij ieder van de 5 vormen van aandacht waar je tegenaan loopt of wat je goed kunt.
Klassikaal bespreken

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Oefening aandachtscirkels:
Kijk gedetailleerd naar alle losse dingen die je op het filmpje ziet. 
Kijk naar de mensen en naar wat je in de omgeving ziet aan voorwerpen. Schrijf op wat je ziet en je opvalt. 
Als je afgeleid wordt door gedachtes dan haal je je aandacht weer terug naar wat je ziet.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Aandachtscirkels van Eberspächer
1.  Ik en mijn taak
2. Directe afleidingen
3. Is-behoort-te-zijn-vergelijking
4. Slagen-falen
5. Gevolgen van slagen-falen
6. Zinsvraag: wat doe ik hier?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat herken je bij jezelf?
1. Hoe vaak moest je terug naar je taak omdat je niet kon concentreren op het filmpje?
2. Welke directe afleiding heb je opgemerkt?
3. Ging er door je hoofd wat je van het filmpje vindt?
4. Ging er door je hoofd; ik kan me niet goed concentreren?
5. Had je een oordeel over jezelf over het niet kunnen concentreren?
6. Heb je gedacht: wat ben ik aan doen of ik geef het op?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Oefening met aandacht:
Gezicht tekenen met ogen dicht in tweetallen:
Teken een gezicht met je ogen dicht, zonder dat je je pen van het blad af mag halen. Volg de instructie van je klasgenoot, bijvoorbeeld; haar, oor, kin, oor, naar beneden, mond, omhoog neus, omhoog linkeroog, op zij rechteroog. 
Probeer je te concentreren op de instructie en het tekenen, let op welke gedachten door je hoofd gaan terwijl je bezig bent en laat die vervolgens weer los en concentreer je op de instructie en het tekenen. 
Wissel nu van rol.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking:
1. Kon je je concentreren? 
2. Wat ging er door je hoofd? 
3. Heb je vaker dat soort gedachten ? 
4. Haalde dat je uit je concentratie? 
5. Doen dat soort gedachten dat vaker als jij je bijvoorbeeld op je schoolwerk wilt concentreren?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Jouw aandachts voorkeursstijl
• Groot binnen: analytisch, erg bezig met gevoelens en gedachten.
bv. nadenken over de tactiek bij een sport  

• Groot buiten: bewust van de omgeving en ontvankelijk voor prikkels
van buitenaf. bv. ziet alles op een veld bij een sport
• Klein binnen: taak georiënteerd, vermijden van afleiding, focus op
één ding. bv.  letten op gedachten.
• Klein buiten: bewust van een klein gedeelte van de omgeving en
ontvankelijk van prikkels van buitenaf. bv. letten op een bal tijdens sporten



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat doen bij stress?
Groot binnen: voelen veel emoties en kunnen verkrampen
Groot buiten: kunnen niet kiezen uit de vele opties
Klein binnen: gaan te veel nadenken of piekeren
Klein buiten: zien veel details; chaos

Focus op je tegenovergestelde aandachtstijl bij stress!



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

12 Aandachtspunten:
1. Herinner je of stel je een indrukwekkend uitzicht voor…een zonsondergang bijvoorbeeld of de hoogste berg waar je ooit op hebt gestaan. Tienduizenden die naast elkaar marcheren. (zien klein breed)
2. Stel je voor of herinner je dat je naar het puntje van je potlood kijkt als je schrijft. Het punt waar de snelweg in de verte verdwijnt. (zien klein binnen)
3. Zie zoveel mogelijk van de kamer waarin je je nu bevindt zonder je blik te veranderen. Naar de zijkanten en naar boven en naar beneden. Hoe ver kun je dat in elke richting? (zien groot buiten)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

12 Aandachtspunten:
4. Neem het kleinste object dat je kunt zien binnen ongeveer een meter van je gezichtsveld en onderzoek het zorgvuldig. Is het ruw, glimmend, zacht, scherp? (zien klein buiten)
5. Stel je voor of herinner je een kamer vol luidruchtige mensen. Luister naar 100 kakelende kippen of het getjilp van 100 vogels in de vroege morgen. Het stadion tijdens een wedstrijd. (horen groot binnen)
6. Stel je voor of herinner je de eerste noten van je favoriete nummer. Het piepen van een deur. Het rennen van een muis. (horen klein binnen)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

12 Aandachtspunten:
7. Wat is het totale geluid van je huidige omgeving? Alle geluiden. Loopt er een motor? Draait er een ventilator? Hoor je krekels? (horen groot buiten)
8. Kies één van de geluiden die je nu hoort uit en luister daar aandachtig naar. Wat is het voor een soort geluid? Herhaalt het zich, sterft het weg, is het dichtbij, ver weg? (horen klein buiten)
9. Hoe is je algemeen lichamelijk welzijn – van top tot teen? Voel je je warm, koud, moe, gespannen? Voel de tintelingen door heel je lichaam.(voelen groot binnen)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

12 Aandachtspunten:
10. Wat voel je in je rechter grote teen? Je linker knie. In je rechteroor. Is dat anders dan links? Welke hand is warmer, je rechter of je linker? (voelen klein binnen)
11. Hoe strak zit je kleding op dit moment? Herinner je hoe het is om in koud water te springen? De hitte van de Sahara. (voelen groot buiten)
12. Hoe is de luchtverplaatsing over de bovenkant van je rechterhand? Hoe past je rechterschoen? Bij welke elleboog is de druk groter? (voelen klein buiten)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.