1. Je kunt 'much', 'many', 'a lot of', '(a) few' en '(a) little' correct gebruiken (quantifiers).
2. Je kent de betekenis van Engelse woorden rondom het thema 'Keuken en koken' en kunt deze gebruiken.
3. Je kunt het juiste betrekkelijke voornaamwoord gebruiken..
Om aan de slag te gaan met deze leerdoelen, kun je de volgende opdrachten maken:
M: Unit 2 lesson 4 ex: 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10
Unit 2 lesson 5 ex: 1, 2, 3, 4
H: Unit 2 lesson 4 ex: 1,2, 5, 6, 7, 9
Unit 2 lesson 5 ex: 1, 2, 3, 4