H2, par 2.1 Ongelijkheid in Frankrijk

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

TL: paragraaf 2.2 Het is oneerlijk verdeeld

Havo: paragraaf 2.1 De macht van de koning

Lezen

TL: blz 28, stukjes de koning van Frankrijk en de derde stand. 

Havo: blz 26/27, stukjes de koning en zijn volk en wie waren Lodewijk XVI en Marie-Antoinette?

Leerdoelen

- Je weet hoe een absolute koning regeert.

- Je kunt uitleggen waarom het volk ontevreden was over de koning.

- Je kent de drie standen en hun rechten en plichten.

- Je weet waarover de standenvergadering van 1789 ging en hoe deze afliep.

- Je weet het verschil tussen een directe en indirecte bron.

- Je kent de begrippen: absolutisme, Staten-Generaal, directe bron, indirecte bron.

- Je kent de jaartallen: 1789

- Je kent de personen en hun rol in dit hoofdstuk: Koning Lodewijk XVI

Mindmap

Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Frankrijk voor de revolutie

Frankrijk was een monarchie en werd vroeger geregeerd door een absoluut vorst. 

De samenleving bestond uit drie standen met eigen rechten en plichten.

Drie standen

Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in drie standen: 'bidders, strijders en werkers'  

Drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers.

Dit had God zo bepaald.

Eerste stand

De eerste stand was de geestelijkheid.

Zij vertelden hoe mensen moesten leven om in de hemel te komen.

Ze hadden baantjes in het bestuur en hoefden geen belasting te betalen.

Ze ontvingen belasting van de derde stand.

De 1e stand

• De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
  

• De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Tweede stand

De tweede stand was de adel.

Zij hielpen de koning in het bestuur en moesten de mensen beschermen.

Zij betaalden geen belasting en ontvingen belasting van de derde stand.

De 2e stand

• De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
  

• De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
  

Derde stand

De derde stand was eigenlijk de rest.

Boeren, burgers, rechters, advocaten, dokters, winkeliers.

Zij hadden geen rechten, maar wel veel plichten.

Belasting betalen aan de koning, de kerk en de adel.

De 3e stand

• De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

• De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.

Absoluut vorst

De Franse koning Lodewijk XVI regeerde als een absoluut vorst. Dat wil zeggen dat hij alle belangrijke beslissingen in zijn eentje nam.

De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme.

Deze macht is door god gegeven

Versailles

In Versailles stond het paleis van de koning. 

Een enorm paleis, met veel kamers, bedienden en een grote tuin. 

In het paleis werden vaak feesten georganiseerd voor koning en adel. 

Adel op het paleis

De koning had de adel graag dichtbij, dan kon hij ze in de gaten houden.

Derde stand

Het overgrote deel van de Franse bevolking bestond uit de derde stand.

Velen van hen leefden in armoede en hadden honger. Ze waren ontevreden over de gang van zaken. 

Quiz

Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Uit hoeveel standen bestond de Franse samenleving?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Welke stand betaalde er belasting?

1. Eerste
2. Tweede
3. Derde
4. Vierde

Waar woonde de Franse koning Lodewijk XVI

1. Parijs
2. Marseille
3. Lyon
4. Versailles

Wat klopt niet?

1. De 1ste en 2de stand betaalden geen belasting
2. Koning Lodewijk regeerde zijn land heel erg goed
3. De adel feestte er op los in Versailles
4. Het Franse volk had honger

Welke stand was qua aantal het kleinst?

1. 1ste
2. 2de
3. 3de
4. 4de

En nu?

Maak de vragen van paragraaf 2.1.

Deel 2 TL: paragraaf 2.2 Het is oneerlijk verdeeld

Havo: paragraaf 2.1 De macht van de koning

Lezen

TL: blz 29, stukjes ruzie en bronnen.

Havo: blz 26 stukje geldgebrek.

Leerdoelen

- Je weet hoe een absolute koning regeert.

- Je kunt uitleggen waarom het volk ontevreden was over de koning.

- Je kent de drie standen en hun rechten en plichten.

- Je weet waarover de standenvergadering van 1789 ging en hoe deze afliep.

- Je weet het verschil tussen een directe en indirecte bron.

- Je kent de begrippen: absolutisme, Staten-Generaal, directe bron, indirecte bron.

- Je kent de jaartallen: 1789

- Je kent de personen en hun rol in dit hoofdstuk: Koning Lodewijk XVI

Quiz

Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Waar woonde de Franse koning Lodewijk XVI

1. Parijs
2. Marseille
3. Lyon
4. Versailles

Welke persoon betaalde belasting in het Frankrijk van de 18de eeuw?

1. Geestelijke
2. Hertog
3. Boer
4. Koning

Geen belasting, baantjes in het bestuur en feestjes op het paleis

Wel belasting, geen voorrechten

Geen belasting, voorrechten, veel macht

Absolute macht, woont in Versailles

Koning Lodewijk XVI

Adel

Geestelijkheid

Boeren en burgers

Wat hoort niet bij koning Lodewijk XVI?

1. Hij woont in Versailles
2. Hij geeft feestjes op zijn paleis
3. Hij neemt alle beslissing alleen
4. Hij heeft vaak honger

Mindmap

Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Misoogst

1788

• Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.

• Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.
  

Geldnood

Koning Lodewijk XVI zat in geldnood in 1789.

Hij gaf te veel geld uit aan zijn dure hofhouding en oorlogen. 

Hij wilde advies van de Staten-Generaal.

De koning wilde de belasting verhogen en ook de 1ste en 2de stand belasting laten betalen.

Staten-Generaal

Vertegenwoordiging van alle drie standen.

De drie standen moesten de koning advies geven.

Hoge uitzondering dat ze bijeenkwamen.

Stemmen per stand

De Staten-Generaal vergaderde over het voorstel van de koning. De eerste en tweede stand wilden per stand stemmen. 

2 tegen 1. 

De derde stand wilde dit niet. 

Nationale vergadering

De derde stand liep weg en richtte een eigen vergadering op: De Nationale Vergadering.

Doel: zorgen voor een grondwet en het afschaffen van de voorrechten en de standenmaatschappij

Quiz

Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

"We betalen wel belasting, maar hebben geen inspraak. Dat is oneerlijk!"
Bij welke groep hoort deze uitspraak?

1. De koning
2. Burgers en boeren
3. Edelen
4. Geestelijken

Hoe komt het dat de schatkist van Frankrijk bijna leeg was?

1. Te dure oorlogen
2. Teveel schulden en daardoor hoge rentes
3. De uitgaven van het koningspaar
4. Alle antwoorden zijn juist

Hoe heet de vergadering van de 3de stand?

1. Staten-Generaal
2. Nationale Vergadering
3. Internationale Vergadering
4. Provinciale Vergadering

Waarom was het bijzonder dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar riep?

1. Een absoluut vorst regeert alleen
2. Dit was al 175 jaar lang niet voorgekomen
3. A en B zijn allebei juist
4. A en B zijn allebei onjuist

En nu?

Maak de vragen van paragraaf Havo: 2.1 

TL: 2.2

Feniks Online