Geschiedenis examentraining - B2 Het interbellum (herstel en crisis) (1918-1939)

Geschiedenis examentraining 
 B2. Het interbellum - herstel en crisis (1918-1939)
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Geschiedenis examentraining 
 B2. Het interbellum - herstel en crisis (1918-1939)

Slide 1 - Slide

B. Historische overzicht vanaf 1900

  • B1. De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
  • B2. Het interbellum/herstel en crisis (1918-1939)
  • B3. De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
  • B4. Europa en de wereld (1945-1989)
  • B5. Een nieuwe wereldorde (vanaf 1990) 

Slide 2 - Slide

Weimarrepubliek
Interbellum = periode tussen WOI en WOII
  • 1918 - Duitsland geeft zich over aan de geallieerden
  • Duitse Keizerrijk hield op met bestaan (keizer Wilhelm II wordt afgezet)

Weimarrepubliek = Duitsland van 1919-1933
  • Vernoemd naar de stad Weimar (grondwet)

Slide 3 - Slide

Verdrag van Versailles
Verdrag van Versailles (1919) = vredesverdrag met Duitsland. Duitsland moest de schuld voor de oorlog bekennen. Er werden afspraken gemaakt. 

Slide 4 - Slide

Verdrag van Versailles
Afspraken, Duitsland moest:
  • koloniën en grondgebied afstaan (aan Frankrijk en Polen)
  • een kleiner leger hebben (max. 100.000)
  • enorme schadevergoeding en herstelbetaling betalen
  • keizer Wilhelm II uitleveren voor berechting

Slide 5 - Slide

Verdrag van Versailles
Guillotine

Slide 6 - Slide

Verdrag van Versailles
Duitsland:
  • woedend
  • veel onvrede, protesten, stakingen en moordaanslagen op politici

Ander verdrag: Oostenrijk-Hongarije opgesplitst

Slide 7 - Slide

Volkenbond
Volkendbond 1919 = opgericht als onderdeel van VVV 
  • voorkomen nieuwe oorlog (onderhandelen)
  • Duitsland trad in 1926 toe, stapte er in 1933 weer uit

Volkenbond was geen succes
  • VS trad niet toe
  • Niet sterk genoeg
  • Geen eigen leger
  • Bestond tot 1946 (voorloper VN)

Slide 8 - Slide

Economische situatie Weimerrepubliek
Duitsland raakte in enorme economische crisis door herstelbetalingen
  • Hoogte betalingen afhankelijk van hoe het met de economie ging 
  • Duitsland drukte geld bij -> hyperinflatie (Duitse mark was nauwelijks iets waar)

Slide 9 - Slide

Economische situatie Weimerrepubliek

Voor het redden van de Duitse economie:
  • Amerika leende geld
  • Rijksmark als nieuwe munt

De economie in de VS ging uitstekend

Slide 10 - Slide

Beurskrach 1929
  • Sterke economische groei in de VS: bedrijven maakten hoge winsten, aandelenkoersen stegen.
  • Speculatie met aandelen: veel mensen kochten aandelen met geleend geld.
  • Overwaardering: prijzen van aandelen stegen boven hun werkelijke waarde.
  • Paniekerige verkoop: in 1929 begonnen mensen massaal aandelen te verkopen.


Slide 11 - Slide

Beurskrach 1929
  • Beurs stort in: aandelenkoersen daalden snel, waardoor beleggers grote verliezen leden.
  • Schuldencrisis: veel mensen konden leningen niet terugbetalen.
  • Grote werkloosheid: bedrijven verkochten minder, moesten sluiten en werknemers ontslaan.
  • Wereldwijde crisis: de Amerikaanse crisis sloeg over naar Europa, vooral Duitsland werd zwaar getroffen.


Slide 12 - Slide

Opkomst NSDAP
Groot wantrouwen tegen politieke leiders van Duitsland -> opkomst extreemrechtse bewegingen
  • Sovjet-Unie: Jozef Stalin
  • Duitsland: nationaalsocialisme (nazisme)

Nationaalsocialisme: één leider (Führerprincipe), eigen ras superieur

Slide 13 - Slide

Opkomst NSDAP
Nationaalsocialistische arbeiderspartij (Adolf Hitler)
  • Duitsland moest hersteld worden
  • Duitse (Arische) ras superieur
  • Geweld mag
  • Recht op leefruimte (lebensraum)
  • Sterke leider, charismatisch

Slide 14 - Slide

Opkomst NSDAP
Rijksdagbrand 1933 = Rijksdag (Duitse parlement) in brand gestoken. 
  • communisten kregen de schuld
  • Hitler verbood alle andere partijen

Slide 15 - Slide

Machtsovername Hitler
1933 won NSDAP de verkiezingen
  • Hitler rijkskanselier (soort minister-president)
  • Hitler kreeg volle zeggenschap
  • Opbouw totalitaire staat
  • Einde Weimarrepubliek, begin nazi-Duitsland 
  • Alleenheerser (Führer)

Slide 16 - Slide

Propaganda en terreur
  • Totalitaire staat: Iedereen moest de ideeën van Hitler aanhangen om opstanden te voorkomen.
  • Gelijkschakeling:
              
    Alle politieke partijen (behalve NSDAP) verboden.
               Leiders moesten nazi’s zijn.
               Schoolboeken en media aangepast aan nazi-ideologie.
               Strenge censuur op pers en boeken.

Indoctrinatie: Propaganda en censuur zorgden voor manipulatie van de bevolking.

Strenge straffen: Verzetsstrijders werden zwaar bestraft.

Concentratiekampen: Politieke tegenstanders werden opgesloten in kampen

Slide 17 - Slide

Propaganda en terreur
  • Indoctrinatie: Propaganda en censuur zorgden voor manipulatie van de bevolking.
  • Strenge straffen: Verzetsstrijders werden zwaar bestraft.
  • Concentratiekampen: Politieke tegenstanders werden opgesloten in kampen

Slide 18 - Slide

Jodenvervolging
Rassenwetten van Neurenberg (1935)
  • Joden werden niet als Duitsers erkend.
  • Verbod op huwelijken tussen Duitsers en Joden.
  • Joden verloren hun burgerrechten.




Geen toegang tot bepaalde verenigingen, opleidingen en winkels.

Sommige stadsdelen verboden voor Joden.

Toenemend geweld

Joden werden slachtoffer van antisemitisme (haat en geweld).

Kristallnacht (9-10 november 1938):

Joodse winkels en synagogen werden verwoest.

Slide 19 - Slide

Jodenvervolging
Discriminatie en uitsluiting
  • Joden mochten niet samenwerken met Duitsers.
  • Geen toegang tot bepaalde verenigingen, opleidingen en winkels.
  • Sommige stadsdelen verboden voor Joden.



Toenemend geweld

Joden werden slachtoffer van antisemitisme (haat en geweld).

Kristallnacht (9-10 november 1938):

Joodse winkels en synagogen werden verwoest.

Slide 20 - Slide

Jodenvervolging
Toenemend geweld
  • Joden werden slachtoffer van antisemitisme (haat en geweld).
  • Kristallnacht (9-10 november 1938): Joodse winkels en synagogen werden verwoest.

Slide 21 - Slide

Aanloop naar WOII
  • Herbezetting van het Rijnland (1936)
  • Banden met Italië (bondgenootschap)
  • Anschluss (1938) met Oostenrijk
  • Uitbreiding naar Tsjecho-Slowakije
  • Oorlogsdreiging nam toe


Slide 22 - Slide

Nederland in jaren 30
NSB en Anton Mussert
  • Nederlandse nationaal-socialistische beweging.
  • Van 1941-1945 de enige toegestane partij.
  • Geen grote aanhang zoals in Duitsland en Italië.

Slide 23 - Slide

Nederland in jaren 30
Neutraliteitspolitiek
  • Minister-president Colijn wilde neutraal blijven.
  • Reageerde nauwelijks op Duitse dreiging.

Slide 24 - Slide

Nederland in jaren 30
Economische crisis in Nederland
  • Werkloosheid steeg, bedrijven gingen failliet.
  • Werkverschaffingsprojecten: lage lonen in ruil voor werk (bijv. wegenbouw, Amsterdamse Bos).

Slide 25 - Slide

Nederland in jaren 30
Aanpassingspolitiek van Colijn
  • Bezuinigingen: lagere lonen en uitkeringen.
  • Minder geld in omloop → crisis hield langer aan.

Slide 26 - Slide


Slide 27 - Open question

In de jaren na WOI kwam de filmindustrie tot stand. Geef een verklaring waarom er in Duitsland bijna geen speelfilms ove de WOI werden gemaakt

Slide 28 - Open question

Noem naast de herstelbetalingen, nog twee bepalingen uit het verdag van Versailles, die veel Duitsers als zware straf hebben ervaren

Slide 29 - Open question

Noem een reden waarom de Volkenbond werd opgericht na WOI

Slide 30 - Open question

Noem een reden waarom de Volkenbond niet succesvol was

Slide 31 - Open question

In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg was een wereldwijde economische crisis. Waarom werd Duitsland hier extra zwaar door getroffen?
A
VS had de financiële hulp stop gezet
B
Duitsland had geld geleend aan andere landen
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger op te bouwen
D
Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit de winkel te halen

Slide 32 - Quiz

Noem een reden waarom de Volkenbond niet succesvol was

Slide 33 - Open question


Slide 34 - Open question


Slide 35 - Open question

Zet de gebeurtenissen in juiste volgorde:
1. De rassenwetten werden ingevoerd
2. NSDAP wint verkiezingen
3. Duitsland wordt een totalitaire dictatuur

Slide 36 - Open question


Slide 37 - Open question

Noem twee voorbeelden waaruit blijkt dat Joden in Duitsland in de periode 1933-1939 in het dagelijks leven te maken kregen met antisemitisme

Slide 38 - Open question

Tijdens de Duitse bezetting tussen 1941 en 1945 was er in Nederland maar één politieke partij toegestaan. Welke was dat?

Slide 39 - Open question