- Totalitaire staat: Iedereen moest de ideeën van Hitler aanhangen om opstanden te voorkomen.
- Gelijkschakeling:
Alle politieke partijen (behalve NSDAP) verboden.
Leiders moesten nazi’s zijn.
Schoolboeken en media aangepast aan nazi-ideologie.
Strenge censuur op pers en boeken.
Indoctrinatie: Propaganda en censuur zorgden voor manipulatie van de bevolking.
Strenge straffen: Verzetsstrijders werden zwaar bestraft.
Concentratiekampen: Politieke tegenstanders werden opgesloten in kampen