U2- les 7 periode 1 aanwijzende vrnwd este/esta/estos/estas
La clase de español de U2
lesdoel: je leert wat dit/deze is in het Spaans en je herhaalt vocabulaire over familie
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
La clase de español de U2
lesdoel: je leert wat dit/deze is in het Spaans en je herhaalt vocabulaire over familie
Slide 1 - Slide
Hoy en clase
La clase anterior
La preparación de la clase
ver vídeo la familia
escribir la presentación
evaluar
la preparación para la siguiente clase
Slide 2 - Slide
la preparación de la clase
Leer de uitgangen van de regelmatige werkwoorden, de persoonlijke voornaamwoorden en ser en tener uit je aantekeningschrift of word document van je computer.
Leer alle zinnen voor je presentatie die in jouw classnotebook staan uit je hoofd.
Zorg ervoor dat jouw tekst voor de presentatie volledig in eigen woorden in classnotebook staat van teams.
Slide 3 - Slide
vertaal de volgende werkwoorden: 1. somos 2. tenéis 3. tienes 4. es 5. son
timer
2:00
Slide 4 - Open question
timer
1:00
Escribe en español todas las palabras que sabes sobre la familia
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
01:45
¿Quién es Julia? Contesta en holandés.
Slide 7 - Open question
01:54
¿Quién tiene la bici?
A
Julia
B
Ana
C
La madre
D
El padre
Slide 8 - Quiz
02:43
¿Cuántos años tiena Ana?
A
12
B
15
C
10
D
13
Slide 9 - Quiz
03:02
¿Cómo es Julia?
A
verlegen
B
sociaal
C
gul
D
sportief
Slide 10 - Quiz
03:45
Describe el tío en holandés
timer
1:00
Slide 11 - Open question
Escribe en español 4 formas van een
timer
1:00
Slide 12 - Open question
Escribe en español 4 formas van het/de
timer
1:00
Slide 13 - Open question
De aanwijzende voornaamwoorden: dit, deze
este (dit/deze) chico
esta (dit/deze) chica
estos (deze) chicos
estas (deze) chicas
4 vormen en net als het bijvoeglijk naamwoord en de (on) bepaalde voornaamwoorden past het zich aan het zelstandig naamwoord
Aquí = hier
Slide 14 - Slide
Escribir para tu presentación 2
naam
achternaam
leeftijd
verjaardag
nationaliteit
Slide 15 - Slide
Escribir para tu presentación 2
6. Geboorteplaats (waar is hij/zij geboren?)
7. Woonplaats (waar woont hij/zij?
8. familie (wat is hij/zij van jou?)
9. Uiterlijk (kleur ogen, haar, lengte, omvang?)
10. Karakter (1 goede en slechte eigenschap)
Slide 16 - Slide
Escribe en holandés wat je vandaag hebt geleerd.
timer
1:00
Slide 17 - Open question
La preparación para el martes
Aprender el vocabulario de la familia y el carácter (magister agenda)
Aprender este/esta/estos/estas (in je aantekeningen)