This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toetsvoorbereiding H3 Regenten en vorsten
Slide 1 - Slide
Begrippen
Absolutisme
Regent
Stadhouder
Beurs
Gouden Eeuw
Handelskapitalisme
Kapitalisme
Stapelplaats
Werkgelegenheid
Compagnie
Factorij
Gouveneur-Generaal
Monopolie
VOC
WIC
Emigreren
Gewetensvriojheid
Pullfactor
Pushfactor
Slide 2 - Slide
Gebeurtenissen (1/2)
Je kunt aan de hand van de begrippen oligarchie, regenten, republiek, parlement, monarchie en absolutisme uitleggen hoe Frankrijk, Engeland en de Republiek geregeerd werden.
Je kunt overeenkomsten en verschillen tussen de regeringen van Frankrijk, Engeland en de Republiek benoemen.
Je kunt aan de hand van de begrippen beurs, stapelmarkt en handelskapitalisme uitleggen hoe de economie in de Republiek werkte.
Je kunt uitleggen waarom de Republiek qua bestuur een uitzondering was in Europa.
Je kunt drie redenen geven waarom 1672 bekend staat als het Rampjaar in de Republiek.
Je kunt uitleggen hoe de VOC was georganiseerd aan de hand van de begrippen monopolie, factorij en concurrentie.
Je kunt de economische gevolgen in de Republiek van de wereldeconomie benoemen.
Je kunt kenmerken van de VOC en WIC noemen + uitleggen wat gelijkenissen en verschillen tussen die twee zijn.
Je kunt drie culturele (kunst en religie) gevolgen van de welvaart in de Republiek benoemen.
Je kunt in eigen woorden het verschil tussen godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid uitleggen.
Je kunt godsdienstige en economische redenen geven waarom migranten in de zeventiende eeuw naar de Republiek kwamen.
Slide 3 - Slide
Gebeurtenissen (2/2)
Je kunt uitleggen waarom de Republiek ervoor koos om mensen in hun geloof vrij te laten en hoe deze gewetensvrijheid past in hun strijd met Spanje.
Je kunt uitleggen hoe de gewetensvrijheid bijdroeg aan een gunstig handelsklimaat.
Historische vaardigheden algemeen
Je kan oorzaak/gevolgen herkennen en uitleggen
Je kan verandering/continuïteit herkennen en uitleggen
Je kan gelijkenissen/verschillen benoemen en uitleggen
Je kan begrippen herkennen in bronnen.
Je kan de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen beoordelen.
Je kan standpunten innemen en verdedigen.
Slide 4 - Slide
Tips voor de toets
Schrijf in hele zinnen.
Leg je antwoorden uit.
Lees de vraag goed (wat wordt er van je gevraagd)
Bronelement = wat zie of lees je letterlijk in de bron?
Let goed op oorzaak-gevolg
Slide 5 - Slide
Op de volgende dia's zie je een aantal voorbeeldvragen.
Slide 6 - Slide
➤Leg uit waarom Amsterdam en Antwerpen door
hun ligging belangrijke handelssteden konden worden.
Gebruik de bron
Slide 7 - Open question
Voorbeeldvraag 2
De Gouden Eeuw was voor veel mensen een goede tijd. Er werd veel handel gedreven en de welvaart groeide’
a) Noem 3 groepen mensen die profiteerden van de handel. Leg uit hoe ze van de handel profiteerden.
b) Er was nog altijd één groep mensen die arm bleef. Welke groep was dat?
c) Hoe en dankzij wie konden zij overleven?
Slide 8 - Slide
Voorbeeldvraag 3
Hoe verschilde het bestuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van dat van een absolute monarchie zoals die van Lodewijk XIV?
Slide 9 - Slide
Voorbeeldvraag 4
Welke rol speelde religie in de politiek en het dagelijks leven tijdens de periode van regenten en vorsten?
Slide 10 - Slide
De volgende vragen zijn bedoeld om je basiskennis te testen.
Slide 11 - Slide
Waarom noemen we de Gouden Eeuw 'goud'?
A
Doordat Nederland erg veel geld verdiende in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Omdat er veel goud te vinden was in de steden
D
Het was een eeuw van grote voorspoed.
Slide 12 - Quiz
Tijdens welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw
Slide 13 - Quiz
Wat was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden?
A
Een koninkrijk onder leiding van Willem van Oranje
B
Een unie van onafhankelijke provincies bestuurd door regenten
C
Een kolonie van het Spaanse Rijk
D
Een bondgenootschap met Frankrijk
Slide 14 - Quiz
Welke rol hadden regenten in de Republiek?
A
Zij waren militaire leiders van de provincies
B
Zij waren de geestelijke leiders van de kerk
C
Zij bestuurden de steden en provincies
D
Zij voerden wetten van de koning uit
Slide 15 - Quiz
Wat was de taak van de stadhouder in de Gouden Eeuw?
A
Het hoofd van het leger en de vloot zijn
B
Het uitvaardigen van wetten
C
Het heffen van belastingen
D
Het bestuur van de steden overnemen
Slide 16 - Quiz
Wat betekende het absolutisme dat in deze periode opkwam?
A
Alle macht lag bij de adel
B
De vorst had alle macht in handen
C
De vorst deelde zijn macht met het parlement
D
Alle beslissingen werden genomen door volksvertegenwoordigers
Slide 17 - Quiz
Wat was het Rampjaar 1672?
A
Een jaar waarin een pestepidemie uitbrak
B
Een jaar waarin de Republiek werd aangevallen door vier landen
C
Een jaar waarin de stadhouder werd afgezet
D
Een jaar van economische crisis
Slide 18 - Quiz
➤Kies de juiste woorden en sleep ze naar de juiste plek.
In de zeventiende eeuw hadden mensen nog geen [...1...] of vrieskist. Het was [...2...] om voedsel te bewaren. Door vlees in te [...3...] bedierf het minder snel. Maar dat zoute vlees smaakte niet [...4...]. Met [...5...] kon het toch smaakvol worden klaargemaakt.
vers
blikken
kruiden
moeilijk
kopen
makkelijk
koelkast
vies
lekker
zouten
vlees
groente
fruit
kratten
open
brood
Slide 19 - Drag question
➤Nederland was vóór 1600 al een echt handelsland. Nederlanders handelden in de zestiende eeuw met landen in Noord-, Oost én Zuid-Europa. Waar kwamen de producten vandaan?
Nederland
Noord- en Oost-Europa
Zuid-Europa
kaas
wijn
hout
melk
leer
graan
olijfolie
Slide 20 - Drag question
➤Is de onderste afbeelding vroeger of later dan de bovenste afbeelding?
Vroeger
Later
Slide 21 - Drag question
➤Waar of niet waar?
Omdat alle kleine compagnieën de goedkoopste wilden zijn, daalden de prijzen van specerijen. Daarvan werd niemand rijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
➤Waar of niet waar?
In de Gouden Eeuw was ongeveer 40% van de Amsterdammers afkomstig uit het buitenland.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
➤Waar of niet waar?
In de Gouden Eeuw nam het aantal inwoners van Amsterdam steeds verder af.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De VOC had veel werknemers nodig. Dat trok buitenlanders aan, die in hun eigen land geen werk konden vinden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
➤Waar of niet waar?
Oorlog en vervolging zorgden ervoor dat grote groepen mensen uit de Republiek wegvluchtten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De bestuurders van de Republiek besloten dat alle kleine compagnieën moesten samenwerken in één grote compagnie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De VOC ging handel voeren met Zuid-Amerika.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De VOC kreeg het recht om oorlogen te voeren in Oost-Indie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De Republiek kende in de 17e eeuw een snelle bevolkingsgroei.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De boeren in de Republiek verbouwden geen graan meer voor de handel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
➤Waar of niet waar?
De godsdienstaanpak in de Republiek zorgde voor een emigratie uit de Republiek.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
➤Amsterdam werd een belangrijke havenstad in de zeventiende eeuw. Waarom lag Amsterdam voor de handel op een goede plek? Kies het juiste antwoord.
A
De stad lag halverwege op de handelsroute tussen Noord- en Zuid-Europa.
B
Omdat Amsterdam de hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was.
C
Vanaf Amsterdam kon je per schip over de rivieren naar Duitsland varen.
D
Amsterdam lag dichtbij de rivier Schelde. Dat was makkelijk voor de handel.
Slide 33 - Quiz
➤De Gouden Eeuw was in de
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw
Slide 34 - Quiz
➤Waarom was de Nederlandse Republiek in de Gouden Eeuw bijzonder?
A
Het ging met de handel goed
B
We waren een Republiek
C
Er was godsdienstvrijheid
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 35 - Quiz
➤Waarom was Amsterdam belangrijk in de Gouden Eeuw?
A
Amsterdam was een stapelmarkt
B
In Amsterdam woonde de koning.
C
Toeristen vonden Amsterdam een mooie stad
Slide 36 - Quiz
➤De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreven
D
Er tolerantie was
Slide 37 - Quiz
➤Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 38 - Quiz
➤Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 39 - Quiz
➤Waarom werden Amsterdam en Antwerpen stapelmarkten?
Kies het juiste antwoord.
A
De Spanjaarden stonden niet toe dat andere steden als stapelmarkt gebruikt werden.
B
Vanuit deze steden konden producten via de rivieren naar Spanje vervoerd worden.
C
Amsterdam en Antwerpen hadden mooie grachtenpanden. Daar was ruimte genoeg om producten op te slaan.
D
De reis tussen Noord- en Zuid-Europa duurde lang. Amsterdam en Antwerpen lagen ongeveer halverwege, en waren dus goede plaatsen om te wachten tot de winter voorbij was.
Slide 40 - Quiz
➤Waarom werden Amsterdam en Antwerpen stapelmarkten?
Kies het juiste antwoord.
A
De Spanjaarden stonden niet toe dat andere steden als stapelmarkt gebruikt werden.
B
Vanuit deze steden konden producten via de rivieren naar Spanje vervoerd worden.
C
Amsterdam en Antwerpen hadden mooie grachtenpanden. Daar was ruimte genoeg om producten op te slaan.
D
De reis tussen Noord- en Zuid-Europa duurde lang. Amsterdam en Antwerpen lagen ongeveer halverwege, en waren dus goede plaatsen om te wachten tot de winter voorbij was.
Slide 41 - Quiz
Een handelaar denkt: ‘Binnenkort komt er weer een schip vol kaas, boter, textiel en vis aan, uit Holland. Die producten kan ik hier voor een goede prijs verkopen! De Hollander zal ook tevreden zijn, want ik heb een mooie partij graan voor hem.’
➤Waar woont deze handelaar?
A
het Oostzeegebied
B
Zuid-Europa
C
Amerika
D
Indië
Slide 42 - Quiz
➤Amsterdam werd een rijke stad.
Welke gevolg had dat? Kies het juiste antwoord..
A
Er kwamen veel buitenlanders naar Amsterdam.
B
Amsterdam werd de grootste stapelmarkt van Europa.