Oké, laten we dat even herhalen...
GEEN: bij substantieven (tafel, boek, auto, winkel, hamburger, etc.) in plaats van 'een'
NIET: eigenlijk bij al het andere :-)
- Preposities (van, in, op, uit, etc.)
- Werkwoorden (hebben, zijn, drinken, eten, sporten, etc.)
- Pronomen (ik, jij, hij, wij, jullie, die, dat, mijn, haar, zijn, etc.)