Ontkenningen - Niet/geen

Negatie: niet of geen?
Negatie = ontkenning
(Engels: denial)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Negatie: niet of geen?
Negatie = ontkenning
(Engels: denial)

Slide 1 - Slide


We gaan een filmpje kijken. 

Eerst kijken we het filmpje helemaal. 

Daarna kijken we het filmpje met pauzes. 

Dan kunnen jullie vragen stellen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Oké, laten we dat even herhalen...
GEEN: bij substantieven (tafel, boek, auto, winkel, hamburger, etc.) in plaats van 'een'
NIET: eigenlijk bij al het andere :-) 
- Preposities (van, in, op, uit, etc.) 
- Werkwoorden (hebben, zijn, drinken, eten, sporten, etc.)
- Pronomen (ik, jij, hij, wij, jullie, die, dat, mijn, haar, zijn, etc.)

Slide 4 - Slide

Vul de juiste ontkenning in:

Ik heb ... auto.
A
geen
B
niet

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

Ik houd ... van patat.
A
niet
B
geen

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

De buren hebben ... hond.
A
niet
B
geen

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

Wij hebben ons huiswerk ... gemaakt.
A
geen
B
niet

Slide 8 - Quiz

Instructies voor de volgende vragen
1. Geef antwoord met een hele zin.
Bijvoorbeeld:
Ga je op vakantie?
Nee, ik ga niet op vakantie.
2. Geef een negatief antwoord.

Slide 9 - Slide

Ga je op vakantie?

Slide 10 - Open question

Lees je vaak boeken?

Slide 11 - Open question

Vind je sporten leuk?

Slide 12 - Open question

Ga je morgen naar de supermarkt?

Slide 13 - Open question

Woon je al lang in Nederland?

Slide 14 - Open question

Drink je koffie?

Slide 15 - Open question