1.1.2 De industriële revolutie

Memo hm 2
H1 De tijd van burgers en stoommachines 
1.1.2 De industriële revolutie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo hm 2
H1 De tijd van burgers en stoommachines 
1.1.2 De industriële revolutie

Slide 1 - Slide



Industriële revolutie
1750-1850




Een belangrijk keerpunt in de wereldgeschiedenis

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Leerdoelen 1.1.2
5) Ik kan drie oorzaken van de industrialisatie van Groot-Brittannië noemen.
6) Ik kan beschrijven hoe en wanneer de industrialisatie van Nederland begon.
7) Ik kan vier gevolgen van de industriële revolutie noemen die niet economisch zijn.
Ik ken de begrippen en jaartallen van deze (deel)paragraaf.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Oorzaken van de industrialisatie
Rond 1750 was Engeland een enorm wereldrijk met veel koloniën.
  • Verbeteringen in de landbouw leidde tot hogere opbrengsten. Voedselaanbod leidde tot bevolkinsgroei.
  • Bevolkingsgroei doordat sterftecijfer daalde en het voedselaanbod groeide.
  • GrondstoffenGrote voorraden steenkool en ijzererts (Engeland) en katoen (koloniën)

Slide 5 - Slide

Economische gevolgen van de industrialisatie
  • De mijnbouw en metaalindustrie werden heel belangrijk (stoommachines en ijzer)
  • Huisnijverheid en kleine werkplaatsen van ambachtslieden 
verdwenen
  • Boeren waren niet langer eigen baas op hun boerderij, 
maar werkten als arbeiders op vaste tijden voor loon in fabrieken.
  • Met machines konden in dezelfde tijd meer 
producten gemaakt worden (massaproductie).  Daardoor werden
 veel  producten goedkoper.
  • Het bezit van geld werd belangrijker dan het bezit van landbouwgrond. 
  • Kapitalisme : economisch systeem waarbij er zo min mogelijk regels zijn in de economie, zodat ondernemers zoveel mogelijk winst kunnen maken met het produceren van goederen.

Slide 6 - Slide

1750

Slide 7 - Slide

Gevolgen van de industrialisatie (niet-economisch)
  • Verstedelijking: Veel mensen trokken van het 
platteland naar de mijnen en fabrieken. Groei van 
bestaande steden en ontstaan nieuwe steden.
  • Arbeiders: ontstond een nieuwe groep in de 
samenleving die het fabriekswerk deden.
  • Het landschap veranderde: bij steenkoolmijnen
kwamen fabrieken. Infrastructuur: er werden 
spoorwegen en kanalen aangelegd.
  • Milieuvervuiling: Toegenomen gebruik
van steenkool leidde tot luchtverontreiniging. 
Begin van de opwarming van de aarde

Slide 8 - Slide

De industrialisatie van Nederland
Koning Willem I wilde de economie nieuw leven inblazen.
  • kanalen
  • wegen
  • spoorwegen
1839 eerste stoomtrein Haarlem-Amsterdam.

In Nederland begon de industrialisatie pas in de tweede helft van de 19e eeuw. Toen kwamen er op grote schaal fabrieken, stoommachines en betere infrastructuur.

Slide 9 - Slide

De industrialisatie van Nederland
Aantal fabrieken groeide vanaf 1860. Begon in Twente. Twee oorzaken:
  • Veel huisnijverheid
  • Er woonden veel mensen die voor een laag loon in de fabrieken aan het werk wilden.

Om grondstoffen aan te voeren en producten af te voeren werden in Nederland nieuwe kanalen en spoorwegen aangelegd.
Rond 1900 gingen de eerste steenkoolmijnen in Zuid-Limburg open.



Slide 10 - Slide

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 11 - Quiz

Wat is niet een economisch gevolg van de industriële revolutie?
A
Boeren waren niet langer eigen baas op hun boerderij
B
Mijnbouw en metaalindustrie werden heel belangrijk
C
Huisnijverheid en kleine werkplaatsen verdwenen
D
Milieuvervuiling

Slide 12 - Quiz

Wat is niet een economisch gevolg van de industriële revolutie?
A
Verstedelijking: mensen trokken van het platteland naar de stad.
B
Bezit van geld werd belangrijker dan bezit van landbouwgrond.
C
Kapitalisme: economisch systeem met zo min mogelijk regels in de economie.
D
Door massaproductie werden producten goedkoper.

Slide 13 - Quiz

Wat zijn niet-economische gevolgen van de industriële revolutie?
A
kapitalisme, landschapsverandering, nieuwe groep: arbeiders, verstedelijking
B
kapitalisme, massaproductie, milieuvervuiling, nieuwe groep: arbeiders,
C
landschapsverandering, milieuvervuiling, nieuwe groep: arbeiders, verstedelijking
D
landschapsverandering, massaproductie, milieuvervuiling, verstedelijking

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen
Leerdoelen 1.1.2
5) Ik kan drie oorzaken van de industrialisatie van Groot-Brittannië noemen.
6) Ik kan beschrijven hoe en wanneer de industrialisatie van Nederland begon.
7) Ik kan vier gevolgen van de industriële revolutie noemen die niet economisch zijn.
Ik ken de begrippen en jaartallen van deze (deel)paragraaf.

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 16 - Slide