What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Nepos Hannibal caput 10
Bekijk de eerste zin Sic t/m pervenit.
Wat is het onderwerp?
1 / 52
next
Slide 1:
Open question
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bekijk de eerste zin Sic t/m pervenit.
Wat is het onderwerp?
Slide 1 - Open question
Bekijk de eerste zin Sic t/m pervenit.
Wat is de persoonsvorm?
Slide 2 - Open question
Vertaal onderwerp en persoonsvorm. Welke vraag is logisch om te stellen?
Slide 3 - Open question
Waar staat het antwoord op die vraag? Citeer het Latijn.
Slide 4 - Open question
Je houdt nu twee woordgroepen over. Wat zijn dit beide voor woordgroepen?
Slide 5 - Open question
Welk woord is in de eerste abl.abs. het participium en is het PPA of PPP?
Slide 6 - Open question
Welk woord is in de tweede abl.abs. het participium en is het PPA of PPP?
Slide 7 - Open question
Vertaal de eerst abl.abs.
Slide 8 - Open question
Vertaal de tweede abl.abs.
Slide 9 - Open question
Bithynia
Prusias was koning van Bithynia. Waarom Hannibal hem in Pontus ontmoet, weten we niet.
Pontus
In dit gebied ten zuiden van de Zwarte Zee heeft Hannibal een ontmoeting met koning Prusias van Bithynia.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Bekijk de zin Apud t/m Romanos.
In hoeveel stukken moet je deze zin opdelen?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 12 - Quiz
Noteer de 4 persoonsvormen onder elkaar.
Slide 13 - Open question
In welke tijd staan de persoonsvormen?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum
Slide 14 - Quiz
Het onderwerp van de zin is Hannibal. Vertaal de zin en let op noot 154. Wat betekent "quam" in deze zin?
Slide 15 - Open question
Naar welk Latijns woord verwijst "quem" (Apud quem ...) ?
Slide 16 - Open question
Met welk Latijns woord wordt deze persoon verder in deze zin aangeduid?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Bekijk de zin Quem t/m nationes.
Welke optie is hier van toepassing op "cum"?
A
voorzetsel cum
B
voegwoord cum + ind.
C
voegwoord cum + coni.
Slide 19 - Quiz
Hoe ga je "cum" voorlopig vertalen?
Slide 20 - Open question
Onderstreep de drie persoonsvormen in deze hele zin in je boekje. In welke tijd staan ze allemaal?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum
Slide 21 - Quiz
Vertaal "cum videret". Welke constructie komt hier achter?
A
ptc-woordgroep
B
abl.abs.
C
ACI
D
bijzin
Slide 22 - Quiz
Wat is de A en wat de I van de ACI? Noteer onder elkaar.
Slide 23 - Open question
"minus" moet je vertalen met "te weinig". Vertaal nu de bijzin. Naar wie/wat verwijst "Quem"?
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
Pergamon
Eumenes is koning van Pergamon en bondgenoot van Rome. Dit was een zeer belangrijke stad in Klein-Azië met een grote bibliotheek zoals in Alexandrië.
Slide 26 - Slide
Wat is het onderwerp in het eerste deel van de zin? Citeer het Latijn.
Slide 27 - Open question
Welke Latijnse woorden geven een toelichting over deze persoon?
Slide 28 - Open question
Welke twee persoonsvormen worden verbonden door -que? Zet ze onder elkaar.
Slide 29 - Open question
In welke tijd staan de persoonsvormen?
A
praesens
B
imperfectum
C
futurum
D
perfectum
Slide 30 - Quiz
Als je de persoonsvormen benoemt, wat is dan het enige verschil?
Slide 31 - Open question
Welk Latijns woord is onderwerp van de tweede persoonsvorm?
Slide 32 - Open question
Slide 33 - Slide
Bekijk de volgende zin (sed t/m societatem). Wat is het onderwerp en wat is de persoonsvorm?
Slide 34 - Open question
Vertaal deze zin. Let op de basiswoorden achterin je boekje!
Slide 35 - Open question
"plus valebat" dan wie?
Slide 36 - Open question
Bekijk de zin Quo magis t/m opprimi. Wat is OW en PV?
Slide 37 - Open question
Wat is "opprimi" voor vorm?
Slide 38 - Open question
Wat is "eum opprimi" dus?
Slide 39 - Open question
Vertaal nu deze zin.
Slide 40 - Open question
Slide 41 - Slide
Bekijk de zin quem t/m rationem. Benoem de eerste persoonsvorm.
Slide 42 - Open question
Benoem de tweede persoonsvorm: persoon+getal - modus - tijd - A/P
Slide 43 - Open question
Hoe moet je "arbitrabatur" vertalen?
Slide 44 - Open question
Welke vorm is "fore" ook alweer?
Slide 45 - Open question
Welke constructie hoort dus bij "arbitrabatur"?
Slide 46 - Open question
Welke vorm is "faciliora" van "facilis"?
Slide 47 - Open question
Vertaal de zin. Wie wordt bedoeld met "quem"?
Slide 48 - Open question
Wie wordt bedoeld met "sibi"?
Slide 49 - Open question
Wat wordt concreet bedoeld met "cetera" in dit geval?
Slide 50 - Open question
Vertaal de zin "ad" t/m "rationem".
Hoe vertaal je "talem" hier?
Slide 51 - Open question
Slide 52 - Slide
More lessons like this
Tekst 31 Scipio Deel 2
May 2020
- Lesson with
18 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
15 februari
February 2022
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
16 februari
February 2022
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
12 mei
April 2021
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3G LTC week 20
May 2022
- Lesson with
14 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3 maart
March 2021
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Qui, quae, quod
December 2022
- Lesson with
19 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
14 april
April 2021
- Lesson with
14 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4