This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Deeltoets H3
3.2, 3.3 & 3.6, 3.7
Slide 1 - Slide
Zet de woorden op de juiste plek.
Oorsprong
x-as
y-as
stijgende grafiek
dalende grafiek
Slide 2 - Drag question
Als je de boot van Sergal wilt bombarderen ... welke coördinaten moet je dan opgeven?
Slide 3 - Open question
Welke boten hebben dezelfde x-coördinaat?
A
Otto en Vladimir
B
Josef en Boris
C
Boris en Heinz
D
Heinz en Otto
Slide 4 - Quiz
De volgende twee vragen gaan over de coördinaten in dit assenstelsel.
Slide 5 - Slide
Welke coördinaten vallen niet precies op een roosterpunt?
A
C, D en F
B
A,D en H
C
J, K, L en H
D
E, J en K
Slide 6 - Quiz
Ga er van uit dat dit assenstelsel op roosterpapier van 1 x 1 cm is getekend.
Hoe groot is dan de afstand tussen E en B?
A
5 cm
B
4 cm
C
2 cm
D
Dat kan je niet zeker weten
Slide 7 - Quiz
Hoeveel snijpunten maakt deze grafiek met de x-as?
A
4
B
3
C
2
D
1
Slide 8 - Quiz
Klik op het plaatje hiernaast. Wat is de betekenis van de kreupellijn?
Slide 9 - Open question
Klik op het plaatje hiernaast.
Wat is het gewicht na 2,5 week?
Slide 10 - Open question
Punt A(5,3)
Punt A(3,2)
Punt A(2,3)
Punt A(3,5)
Slide 11 - Drag question
Maak een tabel bij deze grafiek.
Upload je antwoord op
de volgende dia.
Slide 12 - Slide
Plaats hieronder de tabel die je gemaakt hebt van de grafiek over het aantal ton graan in de graansilo.
Slide 13 - Open question
Open de grafiek hiernaast.
Hoeveel ton graan zit er na 10 weken minder in de graansilo?
A
350 ton
B
250 ton
C
200 ton
D
150 ton
Slide 14 - Quiz
Na hoeveel dagen is de graansilo leeg?
Leg je antwoord uit met een berekening.
Slide 15 - Open question
.... en upload hieronder een foto van je resultaat.
Teken de punten A(-1,-2), B (3, -2) en C (3, 2)
Slide 16 - Open question
Gebruik je tekening van de dia hiervoor. Punt D is de vierde hoek van het vierkant ABCD. Teken punt D. ... en teken het vierkant. Laat hieronder je resultaat zien.
Slide 17 - Open question
Gebruik je tekening van de dia hiervoor. Punt S is het snijpunt van de diagonalen. Teken de diagonalen in je vierkant. Laat hieronder je tekening zien en beantwoord de vraag: "Wat zijn de coördinaten van punt S."
Slide 18 - Open question
In de volgende opdracht geldt a = 6 en k = 3 Neem de opdrachten over en geef antwoord.
Slide 19 - Open question
Eva gaat naar de film. Ze betaald voor de film en bepaalt later hoeveel drankjes ze neemt. Alle drankjes zijn even duur.
Klik op " de formule' en bereken hoe duur het uitje naar de film wordt met twee drankjes.
Slide 20 - Open question
Kijk nog eens naar de formule. Hoe duur is een filmkaartje?
Slide 21 - Open question
Kijk nog eens naar de formule. Hoe duur is één drankje?
Slide 22 - Open question
Eva is met 3 vriendinnen naar de film. Iedereen betaalt zijn eigen filmkaartje, maar Eva trakteert twee keer op een drankje voor iedereen. Verder koopt Eva niets. Hoeveel geld is ze met haar uitje naar de film kwijt?
Slide 23 - Open question
Beschrijf uitgebreid wat de regelmaat is in deze tabel.
Slide 24 - Open question
In een pot pindakaas zit 350 gram. De leverancier gaat er van uit dat je 20 gram pindakaas op een boterham smeert. Vergroot deze tabel , neem over en vul deze in. Upload een foto van je tabel.
Slide 25 - Open question
Welke formule hoort bij de pot pindakaas van de vraag hiervoor?
A
inhoud = 20 - 350 x aantal boterhammen
B
inhoud = 350 - 20 x aantal boterhammen
C
inhoud = - 20 + 350 x aantal boterhammen
D
inhoud = 350 + 20 x aantal boterhammen
Slide 26 - Quiz
Een zonnebloem groeit vanaf het moment dat het z'n eerste blaadje heeft, elke dag 8 cm. Hierbij hoort de formule: lengte = 5 + 8d. Hierbij geldt d = aantal dagen. Maak de tabel en upload een foto.
Slide 27 - Open question
Maak een grafiek van de groei van de zonnebloem. Open deze instructie: Upload je resultaat.
Slide 28 - Open question
Na hoeveel dagen is de uitkomst van de formule niet meer geloofwaardig? Leg je antwoord uit.
Slide 29 - Open question
Jan heeft al 180 euro op zijn spaarrekening. Elke maand stort hij er 20 euro bij. Met welke (woord)formule kan je uitrekenen hoeveel hij over 2 jaar op zijn spaarrekening heeft staan?
Slide 30 - Open question
Maak een schatting van je score voor deze toets. Hoeveel % heb je goed?
Slide 31 - Poll
Ben je afgelopen week wijzer geworden over dit onderwerp?