Les 10 "Grammatik: der, die of das?"

1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma

Huiswerk vergelijken

Het zelfstandig naamwoord
De lidwoorden "der, die, das"

Slide 2 - Slide

Het huiswerk vergelijken
Het werkwoord "haben"
Opdracht 4.3 op blz. 41 t/m 43

Het werkwoord "sein"
Opdracht 6.3 op blz. 45 en 46






Slide 3 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
der (m)          die (v)          das (o)
die (mv.)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
der (m) 
Alle woorden die biologisch mannelijke zijn!         
die (v) 
Alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn, of op een -e eindigen!
das (o)
De meeste het woorden en alle woorden die eindigen op -chen of -lein!
die (mv)
Alle woorden in het meervoud
Leerboek blz. 28

Slide 9 - Slide

Aan de slag!

Maak opdracht 15.3 op blz. 51 en 52 in het werkboek!
Zet met behulp van de regels de volgende woorden in het juiste laatje!
Leerboek blz. 28

Slide 10 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 11 - Mind map

Wat gaan we volgende keer doen?
Onbepaalde lidwoorden: ein/eine en kein/keine
Wörterliste B

Slide 12 - Slide