Quiz 4

Quiz 4 
Onderdeel 1 Cyberpesten
Onderdeel 2 Tijd Engels
Onderdeel 3 Verkeersborden
1 / 44
next
Slide 1: Slide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz 4 
Onderdeel 1 Cyberpesten
Onderdeel 2 Tijd Engels
Onderdeel 3 Verkeersborden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Onderdeel 1 
Cyberpesten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is cyberpesten?
A
iemand pesten op het speelplein
B
grapjes met iemand maken
C
pesten via de sociale media
D
ik weet het niet

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat valt onder cyberpesten?
A
In een WhatsApp chat aan jouw moeder zetten dat je het niet vond dat ze je niet teruggebeld heeft
B
Een review schrijven omdat je de bediening niet goed vond
C
Op Instagram een foto plaatsen zonder toestemming omdat je dit leuk vind om te doen
D
Expres stemmen op de politieke partij die jouw vriend niet ziet zitten

Slide 4 - Quiz

Je krijgt 45 seconden om de volgende vraag te beantwoorden: Wat valt onder cyberpesten? 

Goede antwoord = C

Cyberpesten, digitaal pesten of digipesten is het pesten op internet of via een mobiele telefoon. Dit gedrag komt zowel tussen kinderen en tieners thuis en op school als tussen volwassenen als collega's op het werk voor.

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Cyberpesten
Hoeveel jongeren hebben last van cyberpesten?
A
10%
B
8%
C
4%
D
15%

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

1 op de 10 leerlingen op basis- en middelbaaronderwijs krijgt gemiddeld met cyberpesten te maken
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Is cyberpesten strafbaar?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een foto van iemand doorsturen is cyberpesten
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Verbaal pesten
Cyberpesten
Fysiek pesten
Psychologisch pesten
Geweld gebruiken
Schelden
Er niet bij mogen horen
Via internet

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

pesten
het conflict
cyberpesten
uitschelden

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
Cyberpesten
Verbaal pesten
Non-verbaal pesten
Plagen
Een grapje maken
Schelden
Een naar bericht over iemand op Facebook plaatsen
Naar iemand wijzen en gekke gezichten trekken

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Onderdeel 2
Tijd Engels

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

What time is it?
A
ten to two
B
ten past two
C
two o'clock
D
half past two

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

What time is it?
A
It's seven hour.
B
It's seven o'clock.
C
It's seven hours.
D
It's seven clock.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het? What time is it?

A
It is half to 10.
B
It is half to 9.
C
It is half past 9.
D
It is half past 10.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

What time is it?
A
five to nine
B
ten past nine
C
five past nine
D
half past eight

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

What time is it?
A
eleven o'clock
B
half past eleven
C
half past ten
D
half past twelve

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het? What time is it?

A
It is half past 6.
B
It is 5 o'clock.
C
It is half past 5.
D
It is 6 o'clock.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

What time is it?
A
half past four
B
half past six
C
five 0'clock
D
half past five

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

What time is it?
A
two o'clock
B
half past one
C
half past two
D
half past three

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
12:10
A
It's ten past twelve
B
It's a ten past twelve
C
It's ten to twelve
D
It's a ten to twelve

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
9:35
A
It's twenty-five to nine.
B
It's thirty-five past nine.
C
It's 5 past half nine.
D
It's twenty-five to ten

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
8:15
A
It's a quarter to eight.
B
It's a quarter past eight.
C
It's quarter to eight.
D
It's quarter past eight.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
14:30
A
It's half past three
B
It's thirty-two
C
It's half past two
D
It's three thirty

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Onderdeel 3
Verkeersborden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Verboden toegang voor auto's
B
Hier mag je oversteken als voetganger
C
Geef voorrang aan alle bestuurders van links en rechts

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Kijk, hier is een doorgang waar jij eerst mag
B
Kijk, hier kan verkeer tegemoet komen rijden
C
Kijk, tegenligger moet op jou wachten
D
kijk, jij moet voorrang geven.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Je moet voorrang krijgen als je op deze weg fietst
B
Je rijdt op een voorrangsweg
C
Je moet hier voorrang geven
D
ze verkopen hier vierkante spiegeleieren

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions


Wat voor een verkeersbord is dit?
A
Je mag hier.. bord
B
Je mag hier niet.. bord
C
Pas op bord
D
Dit is geen verkeersbord

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Stop altijd! Je moet voorrang verlenen
B
Iedereen moet hier stoppen voor jou
C
Verboden in te rijden, je mag deze straat niet in

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het verkeersbord?
A
Je moet hier fietsen
B
Pas op, spoorwegovergang
C
Je mag hier niet parkeren
D
Kijk, hier is een snelweg

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
De voorrangsweg houd op.
B
Je mag hier niet fietsen.
C
Je mag hier niet stilstaan.
D
Voorrangsweg.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het verkeersbord?
A
Je moet hier fietsen
B
Pas op, slipgevaar
C
Je mag hier niet parkeren
D
Kijk, hier is een snelweg

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


Wat betekent dit verkeersbord?
A
Kijk, hier is een oversteekplaats voor voetgangers.
B
Pas op, er kunnen kinderen oversteken.
C
Pas op, mensen rennen hier rond.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Je mag hier niet fietsen.
B
Je mag hier je fiets niet parkeren.
C
Je mag hier wel fietsen.
D
Je mag hier alleen met je fiets aan de hand lopen.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Hier is een speeltuin
B
Hier is een woonerf
C
Hier kun je voetballen

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het verkeersbord?
A
Eenrichtingsweg, je moet hier linksaf
B
Pas op, slipgevaar
C
Rotonde
D
Je moet hier lopen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Pas op, ga niet op het kruis staan.
B
Pas op, de weg houdt hier op.
C
Pas op, een gevaarlijk kruispunt.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Je bent op een voorrangsweg
B
Je mag hier niet harder dan 50
C
Geef voorrang aan alle bestuurders van rechts en links

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je doen bij dit verkeersbord?
A
Je mag hier fietsen.
B
Je mag hier huppelen.
C
Je mag hier lopen.
D
Je moet hier fietsen!

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je doen bij dit verkeersbord?
A
Je moet hier rechtdoor als je fietst. Auto's moeten hier naar rechts.
B
Je moet hier rechts afslaan als je fietst. Je mag hier niet rechtdoor of naar links.
C
Je moet hier links afslaan als je fietst. Je mag hier niet rechtdoor of naar rechts.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het verkeersbord?
A
Je moet hier fietsen
B
Pas op, slipgevaar
C
Rotonde
D
Je moet hier lopen

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Pas op, kuilen in de weg.
B
Pas op, hier niet scheppen.
C
Pas op, er wordt aan de weg gewerkt.
D
Pas op … illegale dumping van afval

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

The end.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions