Leerjaar 2 start en opfris van leerjaar 1

Weißt du noch?
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Weißt du noch?

Slide 1 - Slide




ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
f
e

e
st
t
en
t
en

Slide 2 - Slide

Noem 8 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Slide 3 - Mind map

Persoonlijke voornaamwoorden
ich - du - er - sie - es - wir - ihr - Sie - sie 

sie: kan twee dingen betekenen?????

Slide 4 - Slide

(Ik) gehe in die Schule.
A
Du
B
Sie
C
Ich
D
Wir

Slide 5 - Quiz

Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 6 - Quiz

(Hij) spielt Gitarre.
A
Sie
B
Er
C
Ich
D
Wir

Slide 7 - Quiz

(Jij) kommst aus Hoofddorp.

Slide 8 - Open question

(Jullie) habt Deutschunterricht.

Slide 9 - Open question

(U) sind meine Deutschlehrerin.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

(wohnen)
................. er in Berlin?

Slide 12 - Open question

(besuchen)
Ich ....................... meinen Freund in Spanien.
A
besuch
B
besuche
C
besuchen
D
besucht

Slide 13 - Quiz

(Kommen)
...... du morgen mit mir ins Kino?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Stam op 'd '  
Deze regels gelden ook voor werkwoorden met de stam op een 
t
n

Slide 16 - Slide

Ich (öffnen) ....... die Tür

Slide 17 - Open question

(beantworten)
Warum .............du meine E-Mail nicht?

Slide 18 - Open question

(warten)
Er ………………….. auf den Bus.

Slide 19 - Open question

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 20 - Drag question

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
Tekst
Ich
habe 
hast 
hat
haben
habt
haben

Slide 21 - Drag question

du oder Sie.
Wat zeg je tegen een onbekende?
du
Sie

Slide 22 - Poll

du oder Sie.
Wat zeg je tegen de docent?
du
Sie

Slide 23 - Poll

du oder Sie.
Wat zeg je tegen je oma van 95?
du
Sie

Slide 24 - Poll

Welche Fragewörter kennst du auf Deutsch?

Slide 25 - Open question

Wer?
Wo?
Woher?
Was?
Welche?
Wie?
Wie?
Waar?
Wat?
Welke?
Waar
vandaan?
Hoe?

Slide 26 - Drag question

__________ wohnst du?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher

Slide 27 - Quiz

___________ ist deine Adresse?
A
Wo
B
Wann
C
Wie
D
Was

Slide 28 - Quiz

__________ kommst du?
A
Wie
B
Wohin
C
Woher
D
Wer

Slide 29 - Quiz

___________ sind deine Hobbys?
A
Was
B
Wer
C
Wo
D
Wann

Slide 30 - Quiz

__________ geht es dir?
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 31 - Quiz

__________ Sprachen sprichst du?
A
Welche
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 32 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord
Kijk op pagina 43 van je boek
Maak daarna de sleepoefening die hierna komt

Slide 33 - Slide

(mijn) Vater
(jouw) Mutter
(ons) Haus
(mijn) Schwester
(jouw) Freund
(onze) Familie
mein
meine
dein
deine
unser
unsere

Slide 34 - Drag question

Hoe zeg je in het Duits:
ik heet ........
(maak een hele zin)

Slide 35 - Open question

Hoe vraag je naar iemands leeftijd?
A
Wo alt bist du?
B
Wie alt ist du?
C
Wie alt bist du?

Slide 36 - Quiz

Hast du einen Nebenjob?
Antwoord in een hele zin

Slide 37 - Open question

Je stelt jezelf voor; hoe zeg je dan uit welk land je komt?
(maak een hele zin)

Slide 38 - Open question

Ik ben weer bij!
Helemaal
Een beetje
Nog niet echt
Uuh, welke taal was dit?

Slide 39 - Poll