Jan 29 linking words

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welcome CB2A

English class

Startklaar

• Telefoon in het Zakkie (voor binnenkomst)
• Op je plek zitten 
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: opgeladen laptop, boek A, map en pen (etui)

      

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.

Klassen afspraken/ Classroom rules

1. Wij zijn stil wanneer de docent spreekt of iets uitlegt.
2. Wij tonen respect voor elkaar en wij helpen elkaar.
3. Ik luister naar de docent en volgt de instructie van de docent.
4. Op mijn laptop ben ik allen bezig met opdrachten voor de les.
5. Ik ben actief bezig met de les en als ik een vraag heb steek ik mijn vinger op.
6. Afspraken niet nakomen: 2x waarschuwing --> 3e is eruit en terugkomen na de les voor gesprek.

Vorig les

• Plurals (meervoud)
• Writing

Lesson goals

By end of this class:

1. I can recognize and use linking words correctly.

What are you going to do?

1. Brainstorming: linking words
2. Spot the linking words exercise
3. Linking words interactive explanation & taking notes.
4. Linking words quiz
5. Practice linking words
6. Discussing your answers
7. Independent worktime: Slimstampen & Numo Engels
8. Show what you learn!

Wat zijn linking words/
voegwoorden?

Spot the linking word.

1. I wear a coat because it is cold outside.
2.  I am tired, so I will go to bed early.
3. My favorite color is blue. For example, my sweater is blue.
4. I like playing soccer. Also, I like swimming.)

Spot the linking word.

1. I wear a coat because it is cold outside. (omdat)
2.  I am tired, so I will go to bed early. (dus)
3. My favorite color is blue. For example, my sweater is blue. (bijvoorbeeld)
4. I like playing soccer. Also, I like swimming. (ook)

Linking words / voegwoorden

• Lees strategy linking words blz. 135
• Linking words (voegwoorden) verbind 2 zinnen met elkaar.
• Linking words laat zien wat de verband is tussen 2 zinnen.
• Bijvoorbeeld:
• I wear a coat because it is cold outside. (omdat)
• My favorite color is blue. For example, my sweater is blue. (bijvoorbeeld)

linking words

I am 14 years old	and	I live in London.
I like English	but	I don't like arts.
Do you want this	or	that?
I don't like sports	so	I never play football.
I study hard	because	I want good grades

Begrip check: but, so, becuase, for example

1. The school is closed ___ I can't get my laptop. 

2. I can swim ____ I can't swim fast.

3. We cancelled soccer ______ it was raining.

4. My favorite color is blue. ______, my sweater is blue.

1. so : het geeft een gevolg/verklaring aan. 
2. but: het geeft de tegengestelde aan. 
3. because: het geeft een oorzaak aan.
4. For example: het geeft een voorbeeld aan.

Aan de slag

Wat: Boek A opg. 14, 15 & 17 maken blz. 134 t/m 135

Hoe: individueel --> 5 min. in stilte

         Duo's --> antwoorden bespreken na 5 minuten (fluistertoon)

Tijd: 10 minuten 

Hulp: boek, docent

Klaar?: hfd. 3 woordjes oefenen: theme words B, theme words D &

                                                       theme words H

Resultaat: antwoorden bespreken

Nabespreking: opgave 14 & 15

• ook
• omdat
•  maar 
• duidelijk
•  ten eerste
• bijvorbeeld
• echter

• in feite
•  daarna 
• aangezien
• zoals
• daarom
• ook
• zodat

Opgave 16b

1. so/because : het geeft een gevolg/reden aan.
2. and: het verbindt 2 begrippen/zinnen met elkaar.
3. because: het geeft een reden aan.
4.  but: het geeft een tegenstelling aan. 

Opgave 17

1. Because guests on TV talkshows talk a lot they need a glass of water.
2. First the crew needs to get the studio ready for the talkshow.
3. I have more time so I can stroke the dog!

NUMO Engels

Wat: Numo Engels

Hoe: individueel --> 5 minuten in stilte

          na 5 minuten (fluistertoon)

Linking words

Exit ticket

1. Wat zijn linking words?
2. Benoem een linking word.
3. Maak een zin met een linking word.

1. Wat vond je prettig aan de les?
   
2. Vond je de uitleg van de docent duidelijk?
   
3. Welke cijfer geef je het les? Tussen 1 -heel slechte les en 10 -heel leerzaam. En eventueel een reden/uitleg voor de cijfer.
   
4. Heb je een vraag over iets dat je niet begrijpt?

Exit ticket: feedback

1. Noem minimaal 2 dingen die je in deze les hebt geleerd.
   
2. Wat vond je prettig aan de les?
3. Vond je de uitleg van de docent duidelijk?
4. Welke cijfer geef je het les? Tussen 1 -heel slechte les en 10 -heel leerzaam. En eventueel een reden/uitleg voor de cijfer.
5. Heb je een vraag over iets dat je niet begrijpt?

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd.

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Aan de slag

Wat: Boek B Hfd 4 opg. 34 a & b maken blz. 29

Hoe: individueel --> (fluistertoon)

Tijd: 15 minuten 

Hulp: boek, docent

Klaar?: opg. 32a &b blz. 28 en Numo

Resultaat: schrijfoefening inleveren & opg. 32a & b nakijken

Schrijven strategie: stappenplan/ aanpak

• Opdracht goed lezen (begrijpen)

1. Nadenken (dus brainstormen over onderwerp (bijv. mindmap)
2. Inhoud plannen ( ideeën/ waarover wil je gaan schrijven)
3. Zinnen formuleren/schrijven
4. Schrijfopdracht maken
5. Reviseren (geschreven tekst herlezen/nakijken)
6. (Peer feedback / docent feedback)
7. (Tekst herschrijven/ aanpassen)

Writing exercise

You work for a travel magazine. Write a blog about a city. You can choose any

city you want. Write about why the city is fantastic and what it has to offer.

Use plurals and many. Write 60-75 words.

Wat: Schrijfopdracht maken.

Tijd: 15 min

Klaar: opg. 32a &b blz. 28 en Numo

Resultaat: inleveren

1. Nadenken 

• Brainstormen over onderwerp (bijv. mindmap)
• Wat weet ik al van de onderwerp? Denk even na wat je al weet van het onderwerp.

Plurals

Raise your finger for the correct answer:

1. I have  a birthday (1) party / (2) parties on Saturday. 
2. Nadia has  ten (1) wolf / (2) wolves at her zoo.
3. We have a couple of (1) mouse / (2) mice in the kitchen.

Jan 29 linking words