Het delend lidwoord
1 / 40
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Het delend lidwoord geeft een onbepaalde hoeveelheid aan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'
Slide 7 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Ma mère demande une bouteille _____ eau (v).
Ma mère demande une bouteille _____ eau (v).
A
de la
B
d'
C
l'
D
une
Slide 8 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 9 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends une salade avec ___ poivrons.
Je prends une salade avec ___ poivrons.
A
du
B
des
C
de la
D
de l'
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des
Slide 11 - Quiz
Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord
Slide 12 - Quiz
Delend lidwoord
Welke zin is goed?
Welke zin is goed?
timer
1:00
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de
Slide 14 - Quiz
Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 16 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Ma mère demande une bouteille _____ eau.
Ma mère demande une bouteille _____ eau.
A
de la
B
d'
C
de l'
D
de
Slide 17 - Quiz
Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 18 - Quiz
Kies: delend lidwoord of de / d':
Tu ne mange pas __ légumes?
Tu ne mange pas __ légumes?
A
du
B
de la
C
de
D
d'
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 20 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Tu ne mange pas __ viande (v)?
Tu ne mange pas __ viande (v)?
A
de la
B
de
Slide 21 - Quiz
Je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
des
C
de la
D
de
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Au restaurant mes parents mangent _____ viande.
Au restaurant mes parents mangent _____ viande.
A
de la
B
des
C
du
D
de
Slide 23 - Quiz
Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
Slide 24 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 25 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je ne prends pas _____ fromage.
Je ne prends pas _____ fromage.
A
de
B
du
C
de la
D
des
Slide 26 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je ne prends pas _____ fromage.
Je ne prends pas _____ fromage.
A
de
B
du
Slide 27 - Quiz
J'ADORE ____ CHANSONS POP
A
DES
B
DE
C
LES
D
D'
Slide 28 - Quiz
LES ENFANTS DÉTESTENT ____ POIVRE
A
LA
B
LE
C
L'
D
LES
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
het hulpwerkwoord bij venir is.......
Slide 33 - Open question
Vervoeg zo ook het werkwoord revenir (terugkomen) in de présent
Slide 34 - Open question
En vervoeg ook het werkwoord devenir (worden) in de présent
Slide 35 - Open question
Tu (venir) ....chez moi samedi soir?
Slide 36 - Open question
wij komen
Slide 37 - Open question
wij (v.) zijn gekomen
