Herhaling Zinsdelen

Doel en planning
Doel van de les:
Je weet wat je van de lesstof tot nu toe wel en niet begrijpt. 

 - kun je de zinsdelen pv, wg, ow,  benoemen.
- kun je lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk
   naamwoord benoemen
- kun je zwakke werkwoorden benoemen



1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doel en planning
Doel van de les:
Je weet wat je van de lesstof tot nu toe wel en niet begrijpt. 

 - kun je de zinsdelen pv, wg, ow,  benoemen.
- kun je lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk
   naamwoord benoemen
- kun je zwakke werkwoorden benoemen



Slide 1 - Slide

De persoonsvorm (pv)

  1. Zoek ALTIJD eerst de persoonsvorm.
  2. Het enige werkwoord dat van vorm kan veranderen.
  3. De persoonsvorm is nauw verbonden met het onderwerp.
  4. Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten of het onderwerp van getal te veranderen  Het werkwoord dat dan verandert, is de pv.

Slide 2 - Slide

Waarom liep Najib gisteren in Arnhem?
Persoonsvorm?
A
waarom
B
liep
C
Najib
D
in Arnhem

Slide 3 - Quiz

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan staan.
Dit deel is dan een zinsdeel.

Slide 4 - Slide

Onderwerp
Bij het onderwerp stel je jezelf de vraag wie of wat doet iets.

Wie of wat liep gisteren in Arnhem? Najib (=ow)

Slide 5 - Slide

Waarom liep Najib gisteren in Arnhem?
Onderwerp?
A
waarom
B
liep
C
Najib
D
in Arnhem

Slide 6 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Dit zijn ALLE werkwoorden in een zin
DUS OOK de PV!

Slide 7 - Slide

Hij fietste vorige week naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 8 - Open question

Er kunnen meerdere bwb in een zin staan
A
klopt!
B
klopt niet.....

Slide 9 - Quiz

1. zoek de persoonsvorm (pv)
verander de tijd
verander het getal 
2. zet een streepje tussen de zinsdelen
let op: voor de persoonsvorm past maar 1 zinsdeel
3. zoek het onderwerp (ow)
wie of wat + pv
4. zoek het wg
alle ww in de zin (incl. pv!)
5. zoek het lv 
wie of wat + pv + ow
6. zoek het mv 
aan wie + pv + ow + lv
Het stappenplan
7. zoek de bwb
waar? wanneer? waarom? waardoor? waarheen? hoe?

Slide 10 - Slide

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
De pv = ?

Slide 11 - Open question

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
wg = ?

Slide 12 - Open question

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
ow = ?

Slide 13 - Open question

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
lv = ?

Slide 14 - Open question

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
mv = ?

Slide 15 - Open question

Ik heb hem gisteren een zoen gegeven op het bankje in het park.
bwb = ?

Slide 16 - Open question

Extra oefenen?


cambiumned.nl





Slide 17 - Slide