BK TH 2.8 spelling

H2 spelling
Pak je boek erbij op bladzijde 121!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2 spelling
Pak je boek erbij op bladzijde 121!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Werkwoorden spellen in de verleden tijd
  • Meervoud zelfstandige naamwoorden

Slide 2 - Slide

Bij een sterk werkwoord...
A
blijft de klank hetzelfde
B
verandert de klank

Slide 3 - Quiz

Zwakke en sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd (v.t.) niet van klank: leer / leerde ,  gooi / gooide

sterke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd wel van klank: slaap / sliep ,  kan / kon,  lijk / leek,   verliezen / verloren

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

v.t. sterke werkwoorden
  • Je schrijft wat je hoort.

  • Wil je weten of een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt? Maak het woord dan langer.  vond of vont --> vonden --> vond

  • Woorden met aan het einde van de stam een -v of een -z veranderen in -f en -s.  blijf / bleef,   lees / las

Slide 6 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?
A
vragen
B
darten

Slide 7 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
slapen
B
werken
C
branden
D
fietsen

Slide 8 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
lachen
B
luisteren
C
dansen
D
hangen

Slide 9 - Quiz

Herhaling
persoonsvorm v.t. van sterke werkwoorden

Slide 10 - Slide

Noem drie sterke werkwoorden.

Slide 11 - Open question

Wat is de verleden tijd meervoud van 'vinden'?

Slide 12 - Open question

Wat is de verleden tijd enkelvoud van 'dragen'?

Slide 13 - Open question

Wat is de verleden tijd enkelvoud van 'uitblazen'?

Slide 14 - Open question

Wat is de verleden tijd meervoud van 'drinken'?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

let op:

woorden die eindigen op 2 klinkers, krijgen een -s eraan vast:
kangoeroe --> kangoeroes

klinkers die een accent hebben, tellen voor 2 klinkers en dan schrijf je ook een -s eraan vast:
café  --> cafés


Slide 17 - Slide

let op:

Sommige woorden hebben twee meervouden:

gedachte: gedachten of gedachtes. 


Slide 18 - Slide

Wat is het meervoud van: baby?

Slide 19 - Open question

Wat is het meervoud van: leraar?

Slide 20 - Open question

Wat is het meervoud van: vriend?

Slide 21 - Open question

Wat is het meervoud van: pagina?

Slide 22 - Open question

Wat is het meervoud van: baas?

Slide 23 - Open question

Wat is het meervoud van: confrontatie?

Slide 24 - Open question

Herhaling: vul de juiste vorm van het werkwoord in de v.t. in.
De man ........... (zingen) het liedje mee.

Slide 25 - Open question

Herhaling: vul de juiste vorm van het werkwoord in de v.t. in.
De truien ........ (krimpen) in de was.

Slide 26 - Open question

Herhaling: wat is het meervoud van taxi?

Slide 27 - Open question

Herhaling: wat is het meervoud van blad?

Slide 28 - Open question

Herhaling: Wat is het meervoud van kangoeroe?

Slide 29 - Open question

Herhaling: Wat is het meervoud van etalage?

Slide 30 - Open question

Dicteewoorden: Vul de juiste vorm in.
De docent .... dat ik goed mijn best had gedaan.
A
zij
B
zei

Slide 31 - Quiz

Dicteewoorden: Vul de juiste vorm in.
Ik geef je een .... als ik klaar ben.
A
zijn
B
sein

Slide 32 - Quiz

Dicteewoorden: Vul de juiste vorm in.
Ik ...... dat je nu stil bent.
A
ijs
B
eis

Slide 33 - Quiz