V5 Politiek maatschappelijke stromingen HERHALING

Paragraaf 8.2

KA 36 
De opkomst van politiek- maatschappelijke stromingen; liberalisme, nationalisme, socialisme
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 8.2

KA 36 
De opkomst van politiek- maatschappelijke stromingen; liberalisme, nationalisme, socialisme

Slide 1 - Slide

welkom!
1. Opfris: conservatieven, socialisme en liberalisme.
2. gedifferentieerde opdrachten
3. afronding.

Slide 2 - Slide

AFFICHES
conservatieven?
socialisten?  
liberalen?

Slide 3 - Slide

1921

Slide 4 - Slide

1929

Slide 5 - Slide

1933

Slide 6 - Slide

1948

Slide 7 - Slide

1935

Slide 8 - Slide

1958

Slide 9 - Slide

1922

Slide 10 - Slide

Nationalisme en liberalisme waren bewegingen van ...1... Het socialisme was een beweging van ...2...
A
1 arbeiders 2 burgerij
B
1 burgerij 2 arbeiders
C
1 burgerij 2 burgerij
D
1 arbeiders 2 arbeiders

Slide 11 - Quiz

In 1871 werd het machtsevenwicht in Europa ernstig verstoord. Hoe kwam dat?
A
Italië verenigde zich als koninkrijk met een liberale grondwet.
B
Napoleon vestigt een groot Frans keizerrijk.
C
Rusland wilde meer machtsinvloed in Oost-Europa.
D
Frankrijk in de pan gehakt door Pruisen. Gevolg: Duitse eenwording

Slide 12 - Quiz

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Confessionelen
B
Socialisten
C
Liberalen
D
Feministen

Slide 13 - Quiz

Welke politieke stromingen steunen gelijke rechten en kansen voor vrouwen.
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Feministen

Slide 14 - Quiz

Welk van deze groepen was een voorstander van democratie?
A
Communisten
B
Socialisten
C
D
Rechtsnationalisten

Slide 15 - Quiz

Welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
nationaal-socialisme

Slide 16 - Quiz

Wat was de grondgedachte van het nationalisme?
A
recht op een soeverein
B
gelijkheid
C
strijden voor je landsheer
D
recht op een eigen staat

Slide 17 - Quiz

OPDRACHTEN PAR. 8.2.
A. Lees par. 8.2. en bekijk de filmpjes uit de vorige les nogmaals (de 3 of 4 korte). 
Maak in je schrift  een schema waarin je voor iedere politieke stroming (liberalisme - socialisme - conservatisme) noteert: 
1. Wat zijn de doelen?
2. Op welke manier? 
3. Hoe succesvol is de stroming
B. Verdieping: Rousseau, een intermezzo (VOLGENDE SLIDS)
C. Samenvatting en/of woordweb en/of pw vragen en/of etc

Slide 18 - Slide

Rousseau; een intermezzo

Slide 19 - Slide

Jean-Jacques Rousseau was een beroemd filosoof uit de tijd van de Verlichting.
Zoals veel andere verlichtingsfilosofen verzette hij zich tegen het absolutisme en zocht hij naar alternatieven voor een ideale wijze van bestuur.

Zijn ideeën kregen veel steun, maar werden ook als gevaarlijk beschouwd.
Rousseau:  een intermezzo

Slide 20 - Slide

vragen 
1. Wat bedoelde Rousseau met de natuurstaat?
2. Wat bedoelde Rousseau met de nobele wilde?
3. Wat is de inhoud van het sociaal contract volgens Locke?
4. En volgens Rousseau?
5. We hebben gesproken over het ontstaan van meerdere politieke stromingen. Bestaat er een verband tussen een van deze stromingen en de ideeën van Rousseau?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

vragen
1. Wat bedoelde Rousseau met de natuurstaat?
2. Wat bedoelde Rousseau met de nobele wilde?
4. Wat is de inhoud van het sociaal contract volgens Locke?
5. En volgens Rousseau?
5. We hebben gesproken over het ontstaan van meerdere politieke stromingen. Bestaat er een verband tussen een van deze stromingen en de ideeën van Rousseau?

Slide 24 - Slide

Antwoorden
Wat bedoelde Rousseau met de natuurstaat?
De tijd dat er nog geen complexe samenlevingen bestonden en de mens niet werd geleid door wetten en gelijkwaardig aan elkaar was.

Wat bedoelde Rousseau met de nobele wilde?
Een mens die een natuurlijk leven had. De mens was in zichzelf vrij en onafhankelijk

Slide 25 - Slide

Antwoorden
Wat is de inhoud van het sociaal contract volgens Locke?
Dat alle acties van de staat slechts gelegitimeerd konden worden vanuit het algemeen belang. Locke was er ook van overtuigd dat mensen in een samenleving het 'juiste' zouden doen en dat alle mensen beschikten over natuurlijke rechten. 

En volgens Rousseau?
Dat de mensen een deel van hun individuele vrijheid wilden inleveren in ruil voor meer bescherming. Uitgangspunt is hierbij dat wanneer de mens in volledige vrijheid leeft, dit een bedreiging vormt voor diens veiligheid. 

Slide 26 - Slide

We hebben gesproken over het ontstaan van meerdere politieke stromingen. Bestaat er een verband tussen een van deze stromingen en de ideeën van Rousseau?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video