Spelling klas 4

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

* Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
* Je kunt na deze les de regel van het Taxikofschip hanteren.

Slide 3 - Slide

Herhaling vorige les

Werkwoord tegenwoordige tijd. Welke vormen?(3)

Wanneer nooit -dt? (3)

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 5 - Slide

Verschil sterke en zwakke werkwoorden
Voorbeeld zwak werkwoord:
werken - werkten

Voorbeeld sterk werkwoord:
lopen - liepen

Sterke werkwoorden veranderen van klank

Slide 6 - Slide

Opdracht sterke werkwoorden

Zet op het werkblad achter de sterke werkwoorden de vervoegingen van de verleden  tijd meervoud en het voltooid deelwoord. 
Op het werkblad staan sterke en zwakke werkwoorden door elkaar heen.

Voorbeeld: lopen - liepen - gelopen

Slide 7 - Slide

C F H K P S T X
Sexy Fokschaap

't Kofschip X

Taxikofschip

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Aan de slag!!

Maak het werkblad af. Alle zwakke werkwoorden afmaken met wij-vorm en voltooid deelwoord.
Voorbeeld: Fietsen-fietsten-gefietst

Slide 15 - Slide

te(n) of de(n);   verleden tijd zwakke ww-en
1.  Hele werkwoord zonder -en
2. Zit de laatste letter in Taxikofschip?
3. Zo ja, dan gebruik je de ik-vorm + te
Zo nee, gebruik je de ik-vorm+ de

Bij voltooid deelwoord:
ja, eindigen op t                        nee, eindigen op d

Slide 16 - Slide

Terugblik

Wat hebben we deze les geleerd?

Slide 17 - Slide