v3 K&W h.8 Financiële zelfredzaamheid

hoofdstuk 8: Financiële zelfredzaamheid
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hoofdstuk 8: Financiële zelfredzaamheid

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Financiële zelfredzaamheid
* basis en daarom ook onderdeel van bedrijfseconomie

* definitie:
in staat zijn weloverwogen financiële keuzes te maken, zodat je financiën op korte en op lange termijn op orde zijn

* voorwaarde:
kennis hebben van de belangrijke financiële zaken in het leven

Slide 3 - Slide

financiële vraagstukken
h.8.1  samenleven: wat zegt de wet, welke afspraken moet je maken
h.8.2  financiële planning: inzicht in je gewenste inkomen en uitgaven, 
            nu en in de toekomst
h.8.3 verzekeringen
h.8.4 wonen: huren of kopen
h.8.5 erven

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

h. 8.3: Verzekeren
Onzekerheid hoort bij het leven en je kunt alleen maar een inschatting maken van risico's die je loopt. Welke neem je zelf en welke draag je over aan een verzekeraar? Verzekeren is big business. Iedere Nederlander geeft 
€ 6500,- per jaar uit aan verzekeringen. Daarmee zijn we tweede op de 'wereldranglijst' achter Zwitserland. We zijn kortom risicoavers.
* https://schooltv.nl/video/verzekeren-hoe-meer-hoe-beter-het-zekere-voor-het-onzekere/#q=verzekeren
* https://www.nibud.nl/consumenten/themas/verzekeren-themas/  

Slide 6 - Slide

verzekeren: begrippen
verzekering = het recht op vergoeding van financiële schade als gevolg van
                             een onzekere gebeurtenis
premie = prijs van de verzekering
polis = het contract met de voorwaarden voor premie en uitkeren 
risico-aversie = 
collectieve verzekering = 
particuliere verzekering = 
risicospreiding = 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

vervolg begrippen verzekeren
averechtse selectie =
moral hazard (risico op moreel wangedrag) = 
premiedifferentiatie = 
eigen risico = 
acceptatieplicht = 
goede risico's = 
slechte risico's = 
filmpje met begrippen: https://www.youtube.com/watch?v=YmkdI8cmiN0

Slide 9 - Slide

premie en verwachte schade
verwachte schade = kans op gebeurtenis x schadebedrag
premie = verwachte schade + opslagen verzekeraar (kosten, winst)

zie opgave 8.8 t/m 8.11 !


                 maak de kwartet-oefening met begrippen  

Slide 10 - Slide

8.4: woning kopen of huren?
* weeg voordelen en nadelen van  beide opties tegen elkaar af
* welk deel van je inkomen kun je besteden aan wonen; houd rekening met
    eenmalige kosten en vaste lasten; hoe stabiel is je inkomen
* kijk goed naar je eigen situatie en wensen voor de toekomst: wil je lang
   ergens wonen of juist flexibel zijn
* kom je in aanmerking voor een sociale huurwoning; en voor huursubsidie

 NIBUD: https://www.nibud.nl/consumenten/woning-kopen-huren/ 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

voordeel koopwoning
voordeel huurwoning
je kunt het helemaal naar eigen wens maken
stabiele of dalende lasten
je bouwt vermogen op door aflossing
flexibel
geen kosten groot onderhoud

Slide 13 - Drag question

hypothecaire lening
de meeste mensen betalen een huis met hypotheeklening, een lening waarbij het huis als onderpand voor de bank dient, waardoor deze meer zekerheid heeft en daarom een lagere rente rekent.

de overheid in Nederland stimuleert het eigenwoningbezit: over de rente die je aan de bank betaalt, hoef je geen inkomstenbelasting te betalen (= hypotheekrenteaftrek); door dit financiële voordeel zijn je netto woonlasten lager 

Slide 14 - Slide

netto woonlasten koopwoning
* de hypotheekrente na aftrek van het belastingvoordeel
   = de rente die je aan de bank betaalt - het bedrag dat je minder aan
       inkomensbelasting betaalt door de hypotheekrente aftrek
* onderhoudskosten woning
*  premie opstalverzekering
*  belasting wegens eigen-woningbezit

Slide 15 - Slide

netto woonlasten huurwoning
* maandelijkse huur
*  evt bijkomende servicekosten
*  evt aftrek voor ontvangen huursubsidie (huurtoeslag)

Slide 16 - Slide

Welke maatregel helpt niet om het risico van wanbetaling voor de bank te verkleinen?
A
een onderpand vragen
B
een inkomenstoets uitvoeren
C
een hoger rente-percentage vragen
D
een maximum leenbedrag instellen

Slide 17 - Quiz

Welk begrip hoort bij het huren van een huis?
A
sparen voor je oude dag
B
opstalverzekering
C
hogere onderhoudskosten
D
flexibiel met verhuizen

Slide 18 - Quiz

Wie is geen wettige erfgenaam?
A
goede vrienden
B
kinderen
C
ouders
D
geregistreerde partner

Slide 19 - Quiz

Bouwsteenopgaven
bouwsteen 8.1: alleen vraag d
bouwsteen 8.2: helemaal




Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

voorbereiden toets h.8
Neem de begrippenlijst op de website van LWEO door, en de begrippen uit het kwartet.
Loop de punten van  het lijstje met leerdoelen af: met welke onderdelen heb je moeite? => pak de theorie er nog eens bij en maak een paar opgaven over dat onderwerp opnieuw

tip: oefen ook met het uitschrijven van je antwoord, vooral met de uitleg van je antwoorden

Slide 22 - Slide

antwoorden oefenopgaven meerkeuze
211 B (2 punten)
212 D (3 punten)
213 A (1 punten)
214 C (1 punten)
215 B C (1 punten) (1 strafpunt per fout)
216 A (1 punten)
217 C (1 punten)
218 C (1 punten)
219 A (1 punten)
220 A (1 punten)



198 C
199 B (2 punten)
200 B (2 punten)
201 B (1 punten)
202 A (1 punten)
203 C (2 punten)
204 C (1 punten)
205 D (2 punten)
206 D (2 punten)
207 D (1 punten)
208 D (2 punten)
209 B (1 punten)
210 B (2 punten)


Slide 23 - Slide