H5 Mavo 3 deel 4 2021 8 juni

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 5
Amuse-toi!
Temps libre /  loisirs / passe-temps /hobby

Slide 1 - Slide

Planning d'aujourd'hui
* Parler français
* Nakijken opdracht 30 b t/m 31 e  vanaf blz. 27 t/m 29
* Vocabulaire F uitspraak
* Oefenen Grammatica H via LessonUp

Les devoirs: Maken opdracht 35 op blz. 32
                          Leren voc. F dictée






Slide 2 - Slide

Résumé
Formidable!
Hobby / passe temps
Parler de son week-end
L'imparfait
L'adjectif qualificatif 


Slide 3 - Slide

Nantes

Slide 4 - Slide

Grand Éléphant aux Machines de l'île à Nantes....

Slide 5 - Slide

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wat doe je graag in het weekend?  * Houd je van teamsporten? 
* Wat doe je nog meer? * Heb je gitaarles?
* Sinds wanneer speel je?

Hoe zeg je:
* Ik vind het leuk om te tennissen  * Ja of nee omdat.....
* Ik speel gitaar * Ja, ik heb les op vrijdag
* Ik ben twee maanden geleden begonnen

Slide 6 - Slide

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?
J'aime faire du tennis.

Slide 7 - Slide

Tu aimes les sports d'équipe?
Oui, je les aime beaucoup.
Non, je préfère les sports individuels.

Slide 8 - Slide

Qu'est-ce que tu fais d'autre?
Je joue de la guitare.

Slide 9 - Slide

Tu as des cours de guitare?
Oui, j'ai des cours le vendredi.

Slide 10 - Slide

Tu joues depuis quand?
J'ai commencé il y a deux mois.

Slide 11 - Slide

Als je het eens of oneens bent.
Je suis tout à fait d'accord avec toi.
Moi aussi, je trouve ça nul / super.
Je ne suis pas d'accord avec toi. 

Slide 12 - Slide

L'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Mind map

Vertaal: Zij is een sportief Duits meisje.

Slide 14 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
* zegt iets van een zelfstandig naamwoord:
een groot groen huis (une grande maison verte)

* kan veranderen qua vorm (schrijfwijze):
een groot huis  / het grote huis      (une grande maison)
een kleine tuin / de kleine tuin        (un grand jardin)

Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (vorm)
In het Frans kent het bijvoeglijk naamwoord 4 vormen:
 
grand       grande                             petit     petite
grands      grandes                         petits    petites
      groot/grote                                    klein/kleine

deux grandes maisons               trois petits jardins

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bijzondere vormen)
Soms verandert er meer dan 1  letter: 
beau           belle                             vieux     vieille
beaux         belles                          vieux      vieilles
      mooi/mooie                                   oud/oude

deux belles maisons               trois vieux jardins

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

une maison moderne                                  een modern huis
une route dangereuse                                een gevaarlijke weg
un garçon intelligent                                  een intelligente jongen
deux filles sportives                                     twee sportieve meisjes

Slide 18 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

MAAR NATUURLIJK ZIJN ER UITZONDERINGEN!!!!
Kijk mee!
Luister mee!
Schrijf mee!

Slide 19 - Slide

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan ervoor?
bon, beau, joli
haut, long, petit
jeune, vaste, grand
vieux, mauvais, mechant
autre, dernier, gros
premier, deuxième, nouveau

Slide 20 - Slide

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan erachter?
intéressant, amusant, intelligent, content (blij/tevreden)          
dangereux, malheureux, heureux (gelukkig)
chaud (warm), froid (koud), sportif
rouge, noir,  vert etc. (alle kleuren)
allemand,  anglais,  espagnol etc. (alle nationaliteiten)

Voorbeeld: une fille anglaise intelligente

Slide 21 - Slide

Vertaal: Zij is een sportief Duits meisje.

Slide 22 - Open question

(moeilijk) Mon copain fait
un ________________ sport ______________________.

(bepaal vorm en plaats!)
A
compliqué sport
B
compliquée sport
C
sport compliqué
D
sport compliquée

Slide 23 - Quiz

(sportief) Je ne suis pas
une ____________________ fille _____________________.


A
sportif fille
B
sportive fille
C
fille sportif
D
fille sportive

Slide 24 - Quiz

(nieuw) Je préfère acheter
de ________________ vêtements (m) _______________.


A
nouveau vêtements
B
nouvelle vêtements
C
nouveaux vêtements
D
nouvelles vêtements

Slide 25 - Quiz

Les devoirs


Maken: opdracht I: opdracht 35 blz. 32
Ben je klaar: oefenen voc. F


Ga aan de slag!

Slide 26 - Slide