Zinsontleding 1e en 4e naamval met hij/hem regel met schema 3e naamval erbij

Zinsontleding
Leerdoelen:

- Ik kan de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.
- Ik kan de naamval bepalen door de zinsdelen te vervangen.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zinsontleding
Leerdoelen:

- Ik kan de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.
- Ik kan de naamval bepalen door de zinsdelen te vervangen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welke vraag stel ik als ik het onderwerp zoek?

Slide 3 - Open question

Onderwerp
  • WIE of WAT + gezegde
  • WIE of WAT doet er wat?
Voorbeeld:      Mevrouw de Weerd legt de opdracht uit.
  • WIE of WAT + gezegde => wie of wat legt uit => Mevrouw de Weerd
  • WIE of WAT doet er wat? => Mevrouw de Weerd   doet wat, namelijk de opdracht uitleggen

Slide 4 - Slide

onderwerp
Ik zou het onderwerp kunnen vervangen door HIJ.

Mevrouw de Weerd   legt de opdracht uit.
Hij   legt de opdracht uit.

De zin blijft correct.

Slide 5 - Slide

Welke vraag stel ik als ik het lijdend voorwerp zoek?

Slide 6 - Open question

Lijdend voorwerp
  • WAT + gezegde + onderwerp

Voorbeeld: Mevrouw de Weerd   legt de opdracht uit.
  • WAT legt mevrouw de Weerd  uit?  => de opdracht

Je kan het lijdend voorwerp ook vervangen door HEM
Mevrouw de Weerd legt HEM uit.    De zin blijft correct.

Slide 7 - Slide

Hij / hem regel
Je vraagt je dus steeds af: kan ik het stukje van de zin vervangen door HIJ of door HEM?

Maak nu de volgende open vragen, maak gebruik van het schema (staat in je mail)



Slide 8 - Slide

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het onderwerp?

Slide 9 - Open question

Der Junge liest ein Buch.
  • onderwerp => wie of wat + gezegde
Wie of wat liest? => Der Junge
  • onderwerp => wie of wat doet er wat
Wie doet er wat? => Der Junge
  • Wat kan ik vervangen door HIJ
Hij liest ein Buch. => Der Junge

Slide 10 - Slide

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het lijdend voorwerp?

Slide 11 - Open question

Der Junge liest ein Buch.
  • lijdend voorwerp => wat + gezegde + onderwerp
Wat liest der Junge? => ein Buch

  • Wat kan ik vervangen door HEM
Der Junge liest hem. => ein Buch

Slide 12 - Slide

Zinsontleding (HIJ/HEM regel)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Das ist für ...(mijn)... Direktor (m).

Slide 15 - Open question

Er gibt ...(deze)... Arbeiterin (v) Blumen.

Slide 16 - Open question

...onze... Sekretärin (v) hat heute Geburtstag.

Slide 17 - Open question

Er hat mit ...(deze)... Chef (m) geredet.

Slide 18 - Open question

Haben Sie ...(uw)... Arbeitsvertrag (m) unterschrieben.

Slide 19 - Open question

Ohne ...(deze)... Abteilung (v) läuft nichts.

Slide 20 - Open question

Ich habe ...(mijn)... Kollegen (mv) gesehen.

Slide 21 - Open question

...(zijn)... Vater (m) arbeitet bei Siemens.

Slide 22 - Open question