Goederenstroom week 7

Goederenstroom
Week 7
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goederenstroom
Week 7

Slide 1 - Slide

Agenda
Week 1: Terugblik jaar 1
Week 2: Terugblik jaar 1
Week 3: Risico's en verzorgde winkel
Week 4: Voorraad
Week 5: Voorraad
Week 6: Voorraad
Week 7: Voorraadbeheer
Week 8: Voorraadbeheer

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les..

... weet je wat voorraadbeheer is.
... weet je wat kengetallen zijn. 
... weet je het verschil tussen omzetsnelheid en omzetduur.

Slide 3 - Slide

Wat zijn de nadelen van een grote voorraad?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Een grote voorraad..
Niet altijd voordelig.

Veel ruimte nodig.
Veel geld investeren in de voorraad.
Grotere risico's op bederf of schade, over datum of uit de mode raken. 

Slide 6 - Slide

Wat betekend voorraad inventariseren?

Slide 7 - Open question

Voorraad inventarisatie
Inventarisatie is het tellen en registeren van de voorraad, zodat je precies weet hoeveel artikelen op voorraad zijn. 

Slide 8 - Slide

Dervingspercentage
Het verschil tussen de administratieve en werkelijke voorraad kan je uitdrukken in procenten.

Dit noem je het dervingspercentage.

Slide 9 - Slide

Gemiddelde voorraad
Als de voorraadadministratie op order is, kun je die informatie gebruiken voor toekomstige beslissingen over de voorraad.

De gemiddelde voorraad is de omvang van je voorraad.

Dit is handig om te weten, om bijvoorbeeld de producten te verzekeren tegen diefstal of brand.

Slide 10 - Slide

Voorraadbeheer
De kunst is om precies genoeg artikelen in de winkel te hebben. 

Niet te weinig -> Nee verkoop

Niet te veel -> Opslag kost geld, artikelen raken uit de mode en grote kans op derving. 

Slide 11 - Slide

Voorraadbeheer
Goed voorraadbeheer maakt het mogelijk om:

1. De voorraadkosten te beperken
2. Lege schappen te voorkomen
3. De winstgevendheid te verhogen

Slide 12 - Slide

Kosten voorraad
Door je voorraad goed bij te houden, kun je inspelen op wensen van klanten. 
Maar het houden van voorraad kost geld.

Dit zijn voorraadkosten.

De drie R's

Slide 13 - Slide

Stelling: Hoe meer voorraad je hebt. Hoe hoger de voorraad kosten zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Hoge voorraadkosten
Door hoge voorraadkosten verlies je winst. 

Je verliest namelijk rendement door rente-, ruimte- en risicokosten. 

Slide 15 - Slide

Voorraadkosten

Slide 16 - Slide

Rentekosten
In de voorraad is veel geld geïnvesteerd waarover het bedrijf geen rente meer ontvangt, of voor de voorraad is geld geleend waarover rente betaald moet worden. 
Je betaalt rente over het beschikbare geld.

Slide 17 - Slide

Welke winkel heeft waarschijnlijk de hoogste rentekosten?
A
Juwelierszaak
B
Schoenenwinkel

Slide 18 - Quiz

Ruimtekosten
De ruimtekosten zijn de kosten van het magazijn die direct samenhangen met het houden van voorraad. Heb je geen voorraad, dan heb je geen magazijn nodig.

Kosten bestaan uit:
Huurkosten en afschrijvingskosten (wanneer het een eigen pand is)
Energiekosten
Onderhoudskosten

Slide 19 - Slide

Welke winkel heeft waarschijnlijk de hoogste ruimtekosten?
A
Juwelierszaak
B
Schoenenwinkel

Slide 20 - Quiz

Risicokosten
Voorraad hebben betekent risico lopen over die voorraad. Het risico dat de goederen beschadigd worden bijvoorbeeld, of het risico dat (een deel van) de voorraad niet verkocht wordt. 

Goederen die niet verkocht worden, moeten worden afgeschreven en dat kost veel geld. 

Slide 21 - Slide

3 soorten risicokosten
1. Kwalitatief risico
Kwaliteit van de goederen neemt af (beschadiging of bederf)

2. Kwantitatief risico
Risico dat de hoeveelheid goederen minder wordt (diefstal)

3. Waarderisico
Het risico dat de waarde van de goederen afneemt (uit de mode)

Slide 22 - Slide

Welke winkel heeft waarschijnlijk de hoogste risicokosten?
A
Juwelierszaak
B
Schoenenwinkel

Slide 23 - Quiz

Opdracht
1. Welke drie soorten kosten zijn er bij het houden van een voorraad?
2. Geef van alledrie de kostensoorten een voorbeeld voor een winkel in huishoudelijke artikelen.
3. Waarom reken je de winkelruimte meestal niet bij de voorraadkosten, terwijl er wel voorraad in de winkel ligt?

Slide 24 - Slide

Totale voorraadkosten
De totale voorraadkosten bereken je door alle kosten die horen bij het aanhouden van een voorraad op te tellen:

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Opdracht
Nigel en Colin hebben een sportwinkel met een magazijn. De ruimtekosten voor het magazijn bij de kledingwinkel zijn 8.550 euro per jaar. 
De rentekosten over de voorraad in de winkel en het magazijn zijn 800 euro en de risicokosten zijn 1.500 euro. 

Wat is de totale voorraadkosten van de sportwinkel?

Slide 27 - Slide

Bijboeken en afboeken
Wanneer artikelen binnenkomen, moeten deze administratief worden verwerkt. Dit wordt voorraad bijboeken genoemd. 

Het verwerken van artikelen die van de voorraad afgaan, wordt afboeken genoemd. 

Slide 28 - Slide

Bijboeken 
1. Eerst controleert een medewerker bij binnenkomst  of de gegevens op de vrachtbrief kloppen. 

2. Vervolgens controleert hij de pakbon (kwalitatief en kwantitatief)

3. Administratie (bijboeken van de nieuwe producten)


Slide 29 - Slide

Afboeken
Het afboeken van verkochte voorraad gaat meestal automatische via de scankassa. 
Daarnaast:

Retourartikelen: Artikelen die je terugstuurt naar de fabrikant. 

Derving: Producten die niet meer verkocht kunnen worden.

Slide 30 - Slide

Challenge week 7
Ga op onderzoek uit op de stage en beantwoord de volgende vragen:

1. Welke stappen ondernemen jullie wanneer er producten worden bijgeboekt?
2. Welke stappen ondernemen jullie wanneer er producten worden afgeboekt?
3. Wat kunnen redenen zijn om producten bij jullie af te boeken?
4. Heeft je winkel in verhouding met een juwelierswinkel hoge risico's kosten? Leg uit waarom.
5. Heeft je winkel in verhouding met een autoshowroom hoge rentekosten? Leg uit waarom.
6. Heeft je winkel in verhouding met een supermarkt hoge ruimtekosten? Leg uit waarom.

Slide 31 - Slide

Kengetallen

Om goede beslissingen te kunnen nemen over de voorraad gebruik je kengetallen. 

Die maken de voorraadgegevens inzichtelijk, zodat je conclusies kunt trekken over het voorraad beheer. 

Slide 32 - Slide

Wat is de gemiddelde voorraad?

Slide 33 - Open question

Gemiddelde voorraad
Als de voorraadadministratie op order is, kun je die informatie gebruiken voor toekomstige beslissingen over de voorraad.

De gemiddelde voorraad is de omvang van je voorraad.

Dit is handig om te weten, om bijvoorbeeld de producten te verzekeren tegen diefstal of brand.

Slide 34 - Slide

Kengetallen
Omzetduur
Is het aantal keren dat de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode wordt verkocht. 

Omzetsnelheid
Geeft de tijd aan die nodig is om de gemiddelde voorraad een keer om te zetten in geld.

Slide 35 - Slide

Kengetal: Omzetsnelheid
De omzetsnelheid geeft inzicht in welke artikelen goed verkopen en welke niet.
                                                                        Omzet in stuks (afzet)
                Omzetsnelheid in stuks =    ------------------------
                                                                   gemiddelde voorraad in stuks

Slide 36 - Slide

Kengetal: Omzetduur
De omzetduur is de tijd die nodig is om de gemiddelde voorraad eenmaal om te zetten in geld. 

                                                            gemiddelde voorraad x 360
          Omzetduur in dagen =   -----------------------
                                                             Inkoopwaarde van de omzet

Slide 37 - Slide

Resultaten kengetallen
Als je de omzetduur weet, dan kun je daar je voorraad en moment van bestellen op aanpassen. Is de omzetduur van een artikel laag, dan betekent dat je hier niet veel van op voorraad hoeft te hebben. 

Als je de omzetsnelheid weet kan je ook informatiegeven over de beste opslaglocatie. Goederen met een hoge omzetsnelheid hebben een plaats vooraan in het magazijn. Je kunt er makkelijk bij en snel in de winkel vullen. 

Slide 38 - Slide

Challenge week 4
1. Waarom moet je niet teveel en te weinig artikelen in de winkel hebben? 
2. Wat is het verschil tussen bijboeken en afboeken? 
3. Wat zijn de drie ''R's'' van voorraadkosten en leg deze uit. 
4. Wat zijn kengetallen?
5. Wat betekend het kengetal omzetduur?
6. Wat betekend het kengetal omzetsnelheid?

Slide 39 - Slide