§1.3 Prijselasticiteit

Startopdracht
  • Van een markt is de volgende vraagvergelijking bekend: 
  • Qv = -10p + 400
  1. Teken de collectieve vraaglijn 
  2. Arceer het consumentensurplus bij een prijs van €30,-
  3. Bereken het collectieve consumentensurplus 
timer
6:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Startopdracht
  • Van een markt is de volgende vraagvergelijking bekend: 
  • Qv = -10p + 400
  1. Teken de collectieve vraaglijn 
  2. Arceer het consumentensurplus bij een prijs van €30,-
  3. Bereken het collectieve consumentensurplus 
timer
6:00

Slide 1 - Slide

Qv = -10p + 400
  • p = 0 
  • Qv = -10 x 0 + 400 = 400
  • Qv = 0 
  • 0 = -10p + 400                (+10p)
  • 10p = 400                         (:10) 
  • p = 40
  • Formule 900 Driehoek : L x B x 0,5
  • L = 40 - 30 = 10
  • B = ?
  • p = 30 => -10 x 30 +400 = 100
  • B = 100   => 10 x 100 x 0,5 = 500


Slide 2 - Slide

Vraag
  • 10 liter water kost €0,015.

  • Wet van vraag en aanbod:
  • Als de prijs stijgt dan daalt de vraag

  • Stel dat de prijs van water met 50% zou stijgen, Daalt de vraag dan ook met 50%?

Slide 3 - Slide

§1.3 Prijselasticiteit

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid uitrekenen
  • onderscheid uitleggen tussen een elastische en inelastische vraag.
  • berekenen wat het effect is op de omzet bij een prijsverandering bij een elastische en een inelastische vraag

Slide 5 - Slide

Prijselasticiteit
De prijselasticiteit geeft aan met welke factor de vraag afneemt als de prijs toeneemt.

  • Voorbeeld:
  • Prijs stijgt met 20%
  • Hierdoor daalt de vraag met 10%

  • Veranderd de vraag veel als de prijs stijgt?
  • Dat gaan we uitrekenen!

Slide 6 - Slide

Prijselasticiteit berekenen
  • Prijs stijgt met 20%
  • Hierdoor daalt de vraag met 10%
  • Bereken de prijselasticiteit
  • Formule 

  • -10 : 20 = - 0,5
  • Als de prijs met 1 omhoog gaat dan daalt de vraag met 0,5
  • Inelastisch = de vraag verandert in verhouding minder dan dat de prijs verandert
  • Verstandig voor dit bedrijf om de prijs te verhogen!


Slide 7 - Slide

Samen oefenen
  • De prijs van een product wordt verlaagd met 20%.
  • De vraag neemt daardoor met 40% toe.

  • Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.

Tip
Gebruik je aantekeningen

Slide 8 - Slide

Prijselasticiteit van een prijs  berekenen
De prijs verandert van punt A naar B
Bereken de prijselasticiteit van punt A
  • %verandering = (nieuw-oud) : oud x 100

  • % verandering van de prijs =
  • (30 - 40) : 40 x 100 = -25%
  • %verandering van de Qv =
  • (20 - 10) : 10 x 100 = 100%


Slide 9 - Slide

Prijselasticiteit van een prijs op de vraaglijn berekenen
%verandering = (nieuw-oud) : oud x 100
  • % verandering van de prijs =
  • (30 - 40) : 40 x 100 = -25%
  • %verandering van de Qv =
  • (20 - 10) : 10 x 100 = 100%


  • 100 : -25 = -4
  • De vraag is heel erg elastisch!!
  • In dit punt!!!

Slide 10 - Slide

Samen oefenen
De prijs verandert nu van punt B naar punt C.
Bereken de prijselasticiteit van punt B
  • % verandering van de prijs =
  • (20 - 30) : 30 x 100 = -33,33%
  • %verandering van de Qv =
  • (30 - 20) : 20 x 100 = 50%


  • 50 : -33,33 = -1,5
  • De vraag is minder elastisch geworden
  • In dit punt!!!
timer
2:30

Slide 11 - Slide

  • Absolute prijs- en vraagverschillen zijn gelijk bij verschillende prijzen (-€10 = 10 vraag)
  • Procentuele prijs- en vraagverschillen, verschillen door een ander uitgangspunt
  • (€10 ten opzichte van €10 is natuurlijk meer ten opzichte van €40)
  • Des te hoger het startpunt op de lijn. des te groter de negatieve waarde van de prijselasticiteit
  • Prijselasticiteit punt D is bijvoorbeeld -0,66

Slide 12 - Slide

Opdracht
Wat: maak opdracht 2 en 4 op blz. 24
Hoe: lees de leer tekst als je moeite hebt met een vraag!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment)
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Lees paragraaf 3 op blz. 21
Maak opdracht 5 t/m 8 op blz. 25
Tips bij de opdrachten:
  • Opdracht 2: gebruik de formule


  • Opdracht 4a: vul p in de vraagvergelijking in om q uit te rekenen
  • Opdracht 4f, g en h: zelfde trucje als bij 4c toepassen
  • Opdracht 4i en 4J: negatiever dan -1 = elastischer (bijvoorbeeld -2,5)




timer
15:00

Slide 13 - Slide

  • -0,2 = %verandering in vraag : 3%
  • 4 = ? : 2  =>
  • 4 x 2 = 8
  • Dus -0,2 x 3 = -0,6

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Huiswerk tijd
  • Lees paragraaf 3 op blz. 21
  • Maak opdracht 5 t/m 8 op blz. 25



timer
10:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Terugblik en afsluiting
  • Wat: Schrijf voor jezelf op wat je deze les hebt geleerd (2 min)
    Wissel je antwoorden uit met je buurman/vrouw. De docent wijst een aantal duo's aan die het klassikaal vertellen. 
  • Volgende les: Inkomenselasticiteit


Lees paragraaf 3 op blz. 21
Maak opdracht 5 t/m 8 op blz. 25

Slide 19 - Slide