Paragraaf 1.4 Kritisch denken

Paragraaf 1.4 Kritisch denken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Paragraaf 1.4 Kritisch denken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat kritisch denken inhoudt
  • Je kunt uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is
  • Je kunt uitleggen wat "verkeerde argumenten" (drogredenen) zijn
  • Je kunt kritisch denken in de praktijk toepassen

Slide 2 - Slide

Definitie kritisch denken:


Het proces om op basis van goed afgewogen informatie tot een beargumenteerde en onderbouwde mening te komen.

Slide 3 - Slide

Waarom kritisch denken?
  • In het vak maatschappijleer is het belangrijk om je een mening te vormen en je in de mening van een ander te kunnen verplaatsen.
  • Dit is omdat je in een maatschappij als de onze heel veel verschillende meningen tegenkomt, maar we toch samen tot besluiten moeten komen. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Van meerdere kanten bekijken
Door eensituatie van meerdere kanten te bekijken en je te verplaatsen in het standpunt van een ander:
  • Kun je een nieuwe kijk op de situatie krijgen;
  • Kijk je verder dan alleen naar wat je zelf al wist en weet je meer over de situatie;
  • Krijg je meer inzicht in waarom iemand een heel ander standpunt inneemt.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Vaardigheden en manier van denken
Gaat om vaardigheden én de bereidheid je in een onderwerp te verdiepen en het vanuit meerdere invalshoeken te bekijken:
  • Leren argumenteren
  • Logisch redeneren over oorzaak en gevolg
  • Een onderwerp van meerdere kanten bekijken
  • Van standpunt willen veranderen

Slide 12 - Slide

Leren argumenteren
1. Kritisch denken begint met een eerste mening over een kwestie: de stelling. Dit is een geformuleerd standpunt

Een stelling mag best nog wat kort door de bocht zijn...

Slide 13 - Slide

Argumenten bedenken
2. Vervolgens onderbouw je de stelling met een of meerdere argumenten: een reden waarom je iets vindt
Hulpmiddel hierbij zijn de volgende vragen:
  • Waarom is iets erg, of nodig?
  • Wat zijn de voor- of nadelen?
  • Welke onderliggende waarden spelen een rol?
  • Wat zijn de gevolgen voor de betrokkenen?

Slide 14 - Slide

Drogredenen
Wat zijn verkeerde argumenten of drogredenen?
1. Het leggen van verkeerde verbanden: als dit , dan dat: mijn opa rookte iedere dag en is 98 jaar geworden, roken is dus gezond. Ook wel: anekdotisch bewijs
2. Overhaaste generalisatie: 'alle jongeren zijn ...' 'alle ouderen zijn...' 'alle Belgen zijn ...'
3. Cirkelredenering: "Ik ben de baas omdat ik het hier voor het zeggen heb." "Natuurlijk had ik er een reden voor, want anders had ik het niet gedaan."
4. Beroep op traditie : We doen het nu eenmaal nou altijd zo. Het is traditie.
5. Autoriteitsdrogreden: iemand met een leidinggevende positie heeft het gezegd en dus moet het wel waar zijn....
6. Verkeerde vergelijking: verschillende situaties met elkaar vergelijken en doen alsof ze hetzelfde zijn.

Slide 15 - Slide

Logische redeneringen
Redenering = Een standpunt met een argument

  1. Sluit het argument inhoudelijk aan bij het standpunt?
  2. Controleer je of het standpunt logisch uit het argument volgt (zoek naar oorzaak en gevolg). 
  • Standpunt is aannemelijk.

Slide 16 - Slide

Objectieve en subjectieve argumenten
Objectief:
  • Controleerbaar
  • Gebaseerd op feiten
  • Stel kritische vragen

Subjectief:
  • Niet controleerbaar
  • Mening of overtuiging
  • Waarop is het argument gebaseerd

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?
A
Subjectief is formeel, objectief is informeel.
B
Subjectief is feitelijk, objectief is je mening.
C
Objectief is feitelijk, subjectief is je mening.
D
Subjectief is informeel, objectief is formeel.

Slide 18 - Quiz

Een groen t-shirt en een blauwe broek passen niet bij elkaar.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 19 - Quiz

1) Cola bevat zoetstoffen.
2) Dat vind ik lekker.
A
Beide subjectief
B
Beide objectief
C
1) Subjectief 2) Objectief
D
1) Objectief 2) Subjectief

Slide 20 - Quiz

Verder geeft Sonja aan dat brede parkeerplaatsen haar het inparkeren makkelijker zouden maken. 'Vrouwen zijn daar nu eenmaal niet goed in', aldus Sonja. Dit is niet juist. Uit onderzoek van de ANWB blijkt dat vrouwen beter zijn in inparkeren.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat kritisch denken inhoudt
  • Je kunt uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is
  • Je kunt uitleggen wat "verkeerde argumenten" (drogredenen) zijn
  • Je kunt kritisch denken in de praktijk toepassen

Slide 25 - Slide

Huiswerk
Volgende les:
t/m 1.4 heb je alle opdrachten digitaal gemaakt

Slide 26 - Slide