spelling leestekens 2

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waarom gebruiken we in een tekst leestekens?

Slide 5 - Open question

We schrijven een komma
A
aan het einde van de zin
B
bij een opsomming en tussen twee bijv. nw
C
na het werkwoordelijk gezegde
D
wanneer we daar zin in hebben

Slide 6 - Quiz

We schrijven een hoofdletter
A
namen van personen en plaatsen
B
namen van feestdagen
C
aan het begin van de zin
D
A + B + C

Slide 7 - Quiz

Een zin in de gebiedende wijs heeft aan het einde soms
A
een uitroepteken
B
een vraagteken
C
een punt
D
een komma

Slide 8 - Quiz

Wat is een citaat?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

aanhalingstekens
1. staan na de dubbele punt: aan het begin en aan het einde van een stukje gesproken tekst.
2. staan aan het begin en aan het einde van een tekst die je precies zo overneemt van een ander .
3. staan om een woord om een woord extra aandacht te geven. 


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Mijn moeder vroeg: "Hoe laat heb je voetbaltraining?"

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Antwoorden: 
6a komma tussen gebakken, gekleid.
6b komma na creatief: creatief, maar 
6c komma's tussen: verkoper, een marktman, een handelaar
6d geen komma's
6e een uzi, een MP-5, een AK-47 

7a, c, e: nee. want hij zegt dat niet zo precies! 
7b ja "Welnee!", 7d ja: "Evolutie van de dinosauriër".
7f ja "Alle dinosauriërs", stelde Jade, "waren landdieren."

Slide 17 - Slide