Kerstles

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Le cours de français

Programme d'aujourd'hui

- Regarder une vidéo sur Noël

- Qu'est-ce que tu veux pour la Noël?

- Écrire une liste de souhaits pour Noël

- Terminer

BUT DU COURS: je kent een aantal woordjes over kerst in het Frans + je kunt een verlanglijstje maken met cadeauwensen voor kerst. 

Schrijf 3 Franse woorden op die jou persoonlijk aanspreken. Schrijf de NL vertaling erbij. 

De titel van het fragment luidt: Noël, c'est chouette

Dit betekent...

1. Kerst, dat is vreemd
2. Kerst, dat is interessant
3. Kerst, dat is vervelend
4. Kerst, dat is leuk

01:07

"Est-ce que tu as été sage au moins?"
"Oui, bien sûr!"

1. Ben je stout geweest dit jaar? Ja, natuurlijk!
2. Ben je braaf geweest dit jaar? Ja, natuurlijk!

01:45

Hoe heten de neefjes van Nicolas?

1. Rock en Lambert
2. Julien en Lambert
3. Rock en Hugo
4. Hugo en Lambert

03:52

Wat is het geheim van de tweeling?

1. Ze zijn bang voor ome Eugène.
2. Ze denken dat ome Eugène de kerstman is.

05:03

Waarom gooit Nicolas water over de broek van zijn vader?

1. Omdat hij niet zo handig is.
2. Zodat zijn vader van broek moet wisselen.

07:35

Waar is Lambert?

1. Op de wc.
2. In de kamer met de cadeautjes.

11:08

Waar is de kerstman heen?

1. Hij is ontsnapt uit het raam.
2. Hij is ontsnapt door de voordeur.

12:04

Wie is uiteindelijk de kerstman?

1. Gewoon de kerstman!
2. De oom.

12:15

Wat is geheim van vader over de cadeautjes in de kamer die op slot is?

1. Die zijn voor de verjaardag van moeder.
2. Die heeft de kerstman daar tijdelijk opgeborgen.

Zometeen...

Ik geef stellingen over cadeaus die je voor kerst zou kunnen vragen. Ga staan als je dit ook graag op kerst wilt krijgen en ga zitten als je dit niet als cadeau wilt ontvangen.

Maar eerst:

klas-tijd

J'aimerais bien avoir...

J'aimerais bien avoir...

J'aimerais bien avoir...

J'aimerais bien avoir...

J'aimerais bien avoir...

Écris une liste de souhaits

Maak een verlangslijst met cadeaus die je wilt vragen voor kerst.

Gebruik telkens de volgende zin: j'aimerais bien avoir....

Noteer minimaal 5 spullen. Zoek de woorden op internet op.

Klaar? Op mijn bureau ligt een kerstquiz om te maken.

Évaluer

1. Qu'est-ce que tu voudrais avoir pour Noël?

2. Tu peux me dire un mot français sur Noël? 

Demain: neem je tekenspullen mee!