Havo 5 H1: globalisering voorkennis

H1 Globalisering voorkennis
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1 Globalisering voorkennis

Slide 1 - Slide

Er zijn drie cultuurelementen, wat is GEEN cultuurelement?
A
Taal en geloof
B
Bouwstijl van huizen
C
Hoe je samenleeft (wetten, familiebanden)
D
Globalisering

Slide 2 - Quiz

Geef een aantal voorbeelden van Nederlandse cultuurelementen.

Slide 3 - Open question

Wanneer cultuurelementen zich verspreiden, noem je dit:
A
amerikanisering
B
hispanisering
C
culturele diffusie
D
braindrain

Slide 4 - Quiz

Veel hoogopgeleide Indiërs vertrekken veelal naar Engeland. Welk begrip past hier het beste bij?
A
drainage
B
braindrain
C
braingain
D
pushfactor

Slide 5 - Quiz

Braindrain is ..........
A
Drainage van de vochtige grond
B
Gebied waar het aantal inwoners daalt
C
De relatie tussen mensen in een wijk
D
Het vertrek van hoger opgeleiden uit een gebied.

Slide 6 - Quiz

Het BRP staat voor Bruto Regionaal Product. Wat is dat?
A
De waarde van alle landbouwproducten in een regio
B
Het gemiddelde inkomen per inwoner binnen een regio
C
Het gemiddelde inkomen van de armste mensen in een regio
D
Het gemiddelde inkomen van de rijkste mensen in een regio

Slide 7 - Quiz

Het BRP (Bruto regionaal product) kun je gebruiken om regionale ongelijkheid aan te tonen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Omschrijf in je eigen woorden wat het centrum-periferiemodel betekent.

Slide 9 - Open question

Is land B Centrum, Periferie of Semiperiferie?
A
Centrum
B
Periferie
C
Semi-periferie

Slide 10 - Quiz

Op welk schaalniveau is het centrum-periferiemodel toepasbaar?
A
Mondiale schaal
B
Continentale schaal
C
Lokale schaal
D
Het is toepasbaar op alle schaalniveaus

Slide 11 - Quiz

Aan de centrum/periferie-structuur kun je herkennen wat een land exporteert. Wat voor producten verwacht je in het exportpakket van een perifeer land?
A
Hoogwaardige producten
B
Laagwaardige producten

Slide 12 - Quiz

Sociale ongelijkheid betekent dat er grote verschillen zijn in ....... en ...... tussen bevolkingsgroepen
A
welvaart en ontwikkelingskansen
B
sociale status - welvaart
C
opleidingsniveau - inkomen
D
sociale status - welzijn

Slide 13 - Quiz

De sociale ongelijkheid neemt toe in landen met een snel groeiende economie.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Migratie die het gevolg is van eerdere migratie, b.v. als na de eerste migranten later ook de familieleden overkomen, noem je ...................
A
politieke migratie
B
volgmigratie
C
economische migratie
D
ecologische migratie

Slide 15 - Quiz

Brazilië behoort tot de BRICS-landen.
Bij welk onderdeel van het wereldsysteem past dit het best?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie

Slide 16 - Quiz

Noem tenminste twee kenmerken van de vrijemarkteconomie?

Slide 17 - Open question

Bij aardrijkskunde bestaan veel algemene regels. Welke van de onderstaande regel klopt niet?
A
Hoe hoger de verstedelijkingsgraad hoe lager het verstedelijkingstempo
B
Hoe meer reliëf hoe lager de bevolkingsdichtheid
C
Hoe armer een land hoe lager het verstedelijkingstempo
D
Hoe hoger de welvaart hoe hoger het BBP

Slide 18 - Quiz

Algemene regels geldend bij ontwikkelingskenmerken:

Hoe hoger het percentage mensen werkzaam in de landbouw, hoe ............de welvaart in een land.
A
Lager
B
Hoger

Slide 19 - Quiz