H2: Samengestelde zinnen: hoofd- en bijzin.

Grammatica H5
Grammatica zinsdelen  
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica woordsoorten: 
Voegwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Grammatica H5
Grammatica zinsdelen  
Samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Grammatica woordsoorten: 
Voegwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker      naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn niet benoemd -> dit zijn voegwoorden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikkende voegwoorden (2 hoofd- zinnen)

  • en
  • maar
  • want 
  • of*
  • dus
Onderschikkende voegwoorden (hoofdzin/bijzin)

  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen
  • omdat

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Opdracht: Benoem de zin (hoofdzin/bijzin) + onderstreep de voegwoorden en zet erboven of ze onderschikkend of nevenschikkend zijn. 

1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Benoem de zin (hoofdzin/bijzin) + onderstreep de voegwoorden en zet erboven of ze onderschikkend of nevenschikkend zijn. 
1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was

 uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Joppe een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij

 zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar

 daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 11 - Slide

1. hoofdzin - bijzin. VW = omdat = onderschikkend

2. 
Oefenen
Zet verbindingslijntjes + onderstreep en benoem voegwoord.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Ga verder met het huiswerk van deze week: 

Klaar?
Grammatica H4 + H5
(telwoord, voegwoord)

Opdracht 1 + 2 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions