9.3 theorie A rekenregels voor logaritmen theorie B + herhaling H5

Herhaling vorige les
1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Herhaling vorige les

Slide 1 - Slide

Welke groeifactor hoort er bij een afname van 0,55%?
A
1,0055
B
0,9945
C
1,55
D
0,45

Slide 2 - Quiz

Welk groeipercentage hoort er bij een groeifactor van 3,5?
A
3,5%
B
250%
C
350%
D
25%

Slide 3 - Quiz

Een bacteriesoort groeit exponentieel. Op t=3 zijn er 150.000 bacteriën en op t=8 zijn dat er 800.000. Hierbij is t in uren. Bereken de groeifactor per uur en rond af op 3 decimalen.

Slide 4 - Open question

Uitwerking
(150000800000)511,398

Slide 5 - Slide

samen 29

Slide 6 - Slide

Herhaling vorig jaar paragraaf 5.4

Slide 7 - Slide

5.4A Introductie logaritme
  • Los op: 2= 8
  • 23 = 8 dus x = 3
  • Wat nu als 2x = 9?
  • Daar hebben we een oplossing voor!
      De inverse van de exponentiele functie->
      logaritmische functie.

Slide 8 - Slide

De logaritme
  • Terug naar 2x = 8. 
      Tot welke macht moet je 2 verheffen om 8 te krijgen?

  •  Dat schrijven we als: 2log(8)
       Dus als 2x = 8 dan geldt x = 2log(8)

Slide 9 - Slide

De logaritme
  • Terug naar 2x = 8.
      Tot welke macht moet je 2 verheffen om 8 te krijgen?
  • Dat schrijven we als: 2log(8)
  • Dus als 2x = 8 dan geldt x = 2log(8)
  • Algemeen: gx = a  dan x = g log (a)
      daarbij is g is het grondtal van de logaritme

Slide 10 - Slide

regel 
glog(x) is de exponent van het grondtal g waarmee de macht gelijk is aan x

vb: 2log(8) is 3 en dat is de exponent van het grondtal 2 waarmee de macht gelijk is aan 8 (23=8)

Slide 11 - Slide

regel 
glog (ga) = a
vb: 2log (8) = 2log(23) = a
dan geldt 2a = 23 dus a = 3

Slide 12 - Slide

ONTHOUDEN! -> aantekening
2log(8)=3 want 23=8
2log(23)=3

Slide 13 - Slide

Nieuw in 9.3 
Rekenregels voor logaritmen

Slide 14 - Slide

Rekenregels Logaritme-> uit je hoofd leren
glog(a)+glog(b)=glog(ab)
nglog(a)=glog(an)
glog(a)glog(b)=glog(ba)
glog(a)=log(g)log(a)

Slide 15 - Slide

Vind je dit onderwerp nog lastig, bekijk dan het volgende filmpje

Slide 16 - Slide

Zelf 37 (10 minuten)
Klaar? hw: 37,38, 40,43

Slide 17 - Slide

40a samen

Slide 18 - Slide

zelf 40 afmaken 15 min
Klaar? Hw: 37,38,40,43

Slide 19 - Slide