Voltooid deelwoord en belooft-beloofd

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Nederlands

Start les

Zit je op je eigen plek?

Is je mobiel uit het zicht?

Zijn je oortjes uit?

Hangt je jas aan de kapstok?

Zijn je pet en capuchon af?

Je bent stil bij start les.

Planning

Uitleg stam van de werkwoord

Uitleg persoonsvorm

Uitleg voltooid deelwoord

Afsluiting

Doel

Je weet wat de stam van een werkwoord is

Je weet hoe je de persoonsvorm kan vinden

Je kan het voltooid deelwoord herkennen

Welkom!

Les 1 | Persoonsvorm en voltooid deelwoord.

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.

Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit

Kijk maar:

geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop

De STAM van een werkwoord

Daar zijn 5 regels voor. We leren er 4: 

1. het werkwoord verandert niet: draaien > draai
2. het werkwoord verandert: lopen > loop
3. dubbele medeklinkers: bakken > bak
4. v/f en z/s: blazen >  blaas

• draaien
• fietsen 
• werken 
• hangen
• duwen

• draai
• fiets
• werk
• hang
• duw

stamregel 1: Het werkwoord verandert niet

haal -en van het hele werkwoord af

• lopen
  
• spelen
• weten
• maken

• lop + o = loop
• spel + e = speel
• wet + e = weet
• mak + a = maak

stamregel 2 :  Het werkwoord verandert

Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.

• bakken
• klappen
• rennen
• missen

• bakk - k = bak
• klapp - p = klap
• renn - n = ren
• miss - s  = mis

stamregel 3: Dubbele medeklinkers 

Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers. We halen er dan ook één medeklinker af.

• blazen
  
• verhuizen
• beven
• durven

• blaz > blaas
• verhuiz > verhuis
• bev > beef
• durv > durf

stamregel 4:  De f verandert in de v en de s verandert in de z

Wat is de stam / ik-vorm van
eten

Wat is de stam / ik-vorm van
geven

Wat is de stam / ik-vorm van
vinden

Wat is een persoonsvorm

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord. 

Als je een persoonsvorm wil vinden, moet je dit doen:

- een vraagzin maken.

- de zin in een andere tijd zetten.

- aantallen veranderen

Voorbeeld

'Het meisje gaat naar de speeltuin.'

'Gaat het meisje naar de speeltuin?'

'Het meisje ging naar de speeltuin.' 

'Gaat' -> 'ging'. 

De meisjes gaan naar de speeltuin.

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
'Maartje is met haar moeder naar de kapper geweest.'

1. Geweest
2. Maartje
3. Is
4. de kapper

Wat is hier de persoonsvorm?
'Ik ben met de fiets naar Nijmegen gefietst.'

1. De fiets
2. Ben
3. Nijmegen
4. Geweest

Wat is een voltooid deelwoord?

Een voltooid deelwoord is ook een werkwoord.

Begint meestal met 'be', 'ge' of 'ver'. 

Het wordt altijd gebruikt in de verleden tijd.

Meestal staat het aan het eind van de zin.

Heeft een hulpwoord, PV, een vorm van zijn, hebben en worden.

Voorbeeld

'Het meisje is naar de speeltuin geweest.' 

'Is' is de persoonsvorm. 

Zitten er nog meer werkwoorden in de zin?

Wat is dan het voltooid deelwoord?

Wat is het voltooid deelwoord?

1: Gelukkig is ze zo gewoon gebleven.

2: Heb jij de kinderen wel opgehaald?

3: Ik heb enorm genoten van onze lunch samen.

4: Tijdens het eindexamen is de docent Nederlands over een stoelpoot gestruikeld !

5: Tijdens hun eerste date is hij tegen een lantaarnpaal gebotst.

6: Na die botsing is hij gewoon doorgelopen.

7: Hij leek ook niet erg geschrokken te zijn.

8: Het meisje was als een blok voor de jongen gevallen.

9: Had ik dat maar eerder geweten !

10: Ik had mijn oude wiskundedocent bijna niet herkend.

't kofschip - 't ex kofschip - 't sexy fokschaap -

 xtc koffieshop

In 't kofschip = t

Niet in 't kofschip = d

De broodjes in de kantine worden goed (beleggen)....
't kofschip

1. belegd
2. belegt

Heb jij jezelf al ...?

1. geïntroduceerd
2. geïntroduceert

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.

1. geloofd
2. gelooft
3. geloven

De broodjes in de kantine zijn altijd goed (beleggen).

1. belegd
2. belegt
3. beleggen

Gelukkig had Kensie goed (tappen)...

1. getapt
2. getapd

De docent heeft mij een 10 ....

1. belooft
2. beloofd

Gisteren heb ik twee uur lang ... bij mijn nichtjes.

1. opgepasd
2. opgepast

Wie heeft dat gerucht ...?

1. verspreid
2. verspreidt

De Nederlandse bevolking heeft in 2020 veel ...

1. gewandeld
2. gewandelt

Wat vonden jullie van deze les?

Feedback geven

Tips en tops

Doelen deze les

Volgende les

Afsluiting

Zijn er nog vragen?

Controleer of je huiswerk hebt