Les 2 Herhaling hart en bloeddruk meten + pols tellen

Les 2: Hart, bloeddruk meten en pols tellen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 2: Hart, bloeddruk meten en pols tellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
  • Herhaling het hart
  • Je kunt uitleggen hoe je afwijkingen aan de hartslag van een zorgvrager kunt observeren.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de bovendruk en onderdruk van de bloeddruk.
  • Je kunt uitleggen hoe je herkent dat een zorgvrager hoge of lage bloeddruk heeft.
  • Bloeddruk meten en pols tellen
  • Opdrachten maken over bloeddruk meten en pols tellen
  •  uitleg zakkaartje vitale functies

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bloedsomloop
Grote bloedsomloop:
Linker boezem
Linker kamer
Bloed naar het lichaam via aorta
Bloed komt terug naar hart via onderste + bovenste holle ader

Kleine bloedsomloop:
Rechter boezem
Rechter kamer
Longslagader
Longen
Via longader komt bloed weer in linker boezem



 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leg de kaartjes op de juiste volgorde
Start bij de linker boezem. Hoe stroomt het bloed door je lichaam?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Link

This item has no instructions

In welke holte stroomt het bloed vanuit de longen?
A
Linker atrium (linker boezem)
B
Rechter atrium (rechter boezem)
C
Linker ventrikel (linker kamer)
D
Rechter ventrikel (rechter kamer)

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke holte stroomt het bloed naar de longen?
A
Rechter atrium
B
Linker atrium
C
Linker ventrikel
D
Rechter ventrikel

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hartslag
Een hartslag bestaat uit drie fasen:

samentrekken van het hart;
ontspannen van het hart;
periode van rust van het hart.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer hartslag
controleren?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Wat voel je allemaal en rapporteer je bij de pols tellen?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

frequentie                                                                                                                                            te snel = tachycardie en  te langzaam = bradycardie


ritme en gelijkmatigheid                                                                                                                                                        regulair = gelijkmatig 
                                                                                                                                                                                                            irregulair = ongelijkmatig
                                      

                                                                                                                                                                    
spanning en volume    
(goed voelbaar of zwakke hartslag)


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is een gemiddelde hartfrequentie bij volwassene?
A
30-50 slagen per minuut
B
60-90 slagen per minuut
C
90-120 slagen per minuut
D
120-140 slagen per minuut

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor kan een
verhoogde hartfrequentie
komen?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Een verhoogde hartfrequentie 


  • emoties;
  • koorts (bij een temperatuurstijging van 1 °C neemt de hartfrequentie met acht tot twaalf slagen toe);
  • bloedingen;
  • hartafwijkingen;
  • bepaald medicijngebruik.




Een verlaagde hartfrequentie 

  • bij conditieverbetering;
  • tijdens de slaap;
  • bij braken;
  • bij hersenaandoeningen;
  • bij hartafwijkingen;
  • na bepaald medicijngebruik;
  • in een later stadium van shock.







Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bloeddruk 
Millimeters kwik (mm Hg) en RR (Riva Rocci)
De bloeddruk (tensie) is de druk die in de slagaders heerst.

Bovendruk (systolische druk): heerst in de slagaders als het hart bloed in de aorta pompt;

Onderdruk (diastolische druk): heerst in de slagaders als het hart zich in de ontspanningsfase bevindt.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat hoor je, voel je en zie je bij bloeddruk meten?
Het bloed oefent zoveel druk uit, dat het weer in de arm stroomt, ook al zit de manchet nog strak om de arm = bovendruk (hart trekt samen)  = Eerst hoorbare toon + eerst voelbare polsslag

  Als de druk in de manchet nog verder daalt, stroomt het bloed op een bepaald moment ook in de ontspanningsfase in de arm: de onderdruk. = De laatst hoorbare toon

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aandachtspunten bij bloeddruk meten
  • Vermeld de houding bij de gemeten waarde
  •  pomp geen lucht bij in manchet als je de waarde mist: 1 tot 2 minuten wachten -> opnieuw     meten
  • Meet niet  aan een gewonde of oedemateuze arm, een verlamde arm of een arm waar een   infuus in zit, bij voorkeur niet de arm waarbij okselkliertoilet is uitgevoerd.
  • Laat de cliënt minimaal 5 minuten zitten voor de meting. Meet de bloeddruk terwijl de cliënt zit. Let op: benen mogen niet over elkaar. Zorg dat de arm waaraan je meet, wordt ondersteund. En dat deze arm ontspannen ligt, dus geen vuist.
  • Niet praten tijdens meting.
  • Meet de bloeddruk altijd aan dezelfde arm van de cliënt.
  • Meet de bloeddruk aan beide armen als niet bekend is aan welke arm wordt gemeten. Stel de bloeddruk vast door het gemiddelde van de metingen te berekenen.

Slide 18 - Slide

Eerste meting. Meet de eerste keer de bloeddruk aan beide armen. Meet je een verschil van 10 mmHg of meer (systolische bloeddruk) of 5 mmHg of meer (diastolische bloeddruk)? Voer de meting dan nog een keer uit. Is het verschil er nog steeds? Meet dan in het vervolg de bloeddruk aan de arm met de hoogste waarde.* Is er niet zo’n verschil tussen beide armen, meet dan in het vervolg aan de niet-dominante (niet-'handige') arm. Vind je een verschil groter dan 20 mmHg in de systolische bloeddruk of groter dan 10 mmHg in de diastolische bloeddruk tussen beide armen? Overleg dan met de arts.
Vilans
Eerste meting. 
Meet de eerste keer de bloeddruk aan beide armen. Meet je een verschil van 10 mmHg of meer (systolische bloeddruk) of 5 mmHg of meer (diastolische bloeddruk)? Voer de meting dan nog een keer uit. 
Is het verschil er nog steeds? Meet dan in het vervolg de bloeddruk aan de arm met de hoogste waarde.* Is er niet zo’n verschil tussen beide armen, meet dan in het vervolg aan de niet-dominante (niet-'handige') arm. Vind je een verschil groter dan 20 mmHg in de systolische bloeddruk of groter dan 10 mmHg in de diastolische bloeddruk tussen beide armen? Overleg dan met de arts.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Zoek op wat streefwaardes zijn voor bloeddruk en wat de waardes zijn voor de pols
Kind
Volwassene
Ouderen

Geef antwoord op de volgende vragen:
Wat is orthostatische hypotensie? 
Wat kunnen oorzaken zijn?
Welke klachten horen hierbij?


timer
10:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions