This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 1:
Elektriciteit
Slide 1 - Slide
Programma van de les
Oefenen met de formules van energie en vermogen
vervolg uitleg paragraaf 2 + ideale transformator
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
Sleep naar de juiste plaats
R
E
t
I
W
J
A
s
V
Ohm
Watt
Joule
Volt
Slide 3 - Drag question
Bereken in de schakeling het vermogen van de ventilator.
A
0,00073913 W
B
39,1 W
C
1352,94 W
Slide 4 - Quiz
Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
timer
0:10
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW
Slide 5 - Quiz
Door een lamp loopt een stroom van 0,5 A. De lamp gebruikt dan een vermogen van 12 W. Bereken de spanning over de lamp.
A
24 V
B
240 mV
C
6 V
D
6 mV
Slide 6 - Quiz
Een beamerlamp heeft een vermogen van 200 W. De beamer kan ongeveer 4000 uur branden. Hoeveel energie kost het om de lamp helemaal op de branden?
Slide 7 - Open question
Een strijkijzer met een vermogen van 750 W is aangesloten op een stopcontact. Wat is de stroomsterkte door het apparaat?
Slide 8 - Open question
Een telefoon is aangesloten op het stopcontact. Bereken wat de spanning wordt die de telefoon nodig heeft, als die is aangesloten op een transformator met 100 en 4600 windingen. ( let op: de spanning moet omlaag)
Slide 9 - Open question
Ik wil vanmiddag lekker een frikandelletje uit de frituurpan. Op de frituurpan staat 3000 W. het kost ongeveer 5 minuten om de frituurpan op de warmen, daarna 5 minuten om de frikandel te bakken. Hoeveel energie verbruikt de frituurpan om een frikandelletje te maken?
Slide 10 - Open question
Doelen van de les
De leerling kan het energieverbruik uitrekenen
De leerling kan de formules van energieverbruik en vermogen bij elkaar gebruiken.
De leerling kan omrekenen tussen kWh en Joule
Slide 11 - Slide
Paragraaf 2
Belangrijk: als we het vermogen (P) invullen in W(att) en de tijd (t) in seconden (s) krijg je het energieverbruik (E) in Ws en noemen we altijd J(oule)
als we het vermogen (P) invullen in KiloWatt (kW) en de tijd (t) in uur (h) krijg je het energieverbruik (E) in Kilowattuur (kWh)
Slide 12 - Slide
Paragraaf 2
In een uur zitten 3600 s en in 1 kW zit 1000 W. dat betekent dat 1 kWh gelijk is aan 3600s x 1000 W = 3.600.000 J.
Om om te rekenen tussen kWh en Joule kun je dus vermenigvuldigen of delen door 3,6 miljoen
Slide 13 - Slide
Vermogen
Spanning
Stroomsterkte
Energie
U
I
P
E
Joule
Ampère
Volt
Watt
Slide 14 - Drag question
A
W = 9 kJ
B
W = 2 kJ
C
W = 5 Joule
D
W = 0,05 Joule
Slide 15 - Quiz
Paragraaf 1
We hadden al geleerd dat we energie konden verliezen in de vorm van warmte bij transport van energie. (daarom vervoer op hoogspanning)
Een transformator of adapter wordt ook warm als hij wordt gebruikt. Soms is het echter handig om te doen alsof er geen warmte verloren gaat bij een transformator.
We spreken dan van een ideale transformator
Slide 16 - Slide
Paragraaf 1
Bij een ideale transformator is het opgenomen vermogen het zelfde als het afgestane vermogen
Dat betekent dat we ook kunnen rekenen met de spanning en stroomsterktes (immers (P = U x I)
Pp=Ps
Up⋅Ip=Us⋅Is
Slide 17 - Slide
Zelfstandig aan de slag
H3: Maken paragraaf 1.2 (1.1 moet ook af zijn)
V3: Maken paragraaf 1.1 (1.2 moet ook af zijn)
Gebruik je kaart als naslagwerk.
Ben je klaar? Ga de vragen nakijken. Het nakijkboek staat gedeeld via Magister