Wie schlau sind Tiere?

In dieser Stunde ist das Lernziel:  

1. Ihr könnt wenigstens 3 neue Wörter und ihre Bedeutung nennen
2. Ihr versteht die wichtigsten Punkte von 'Willi wills wissen' und könnt Fragen zu diesem Programm beantworten

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

In dieser Stunde ist das Lernziel:  

1. Ihr könnt wenigstens 3 neue Wörter und ihre Bedeutung nennen
2. Ihr versteht die wichtigsten Punkte von 'Willi wills wissen' und könnt Fragen zu diesem Programm beantworten

Slide 1 - Slide

Hierboven zie je een foto van het TV programma 'Willi Wills Wissen'. Dit is een programma te vergelijken met 'Het Klokhuis'. We gaan het programma bekijken en daarbij vragen beantwoorden. Het totaal van deze opgave duurt ongeveer 25 minuten.

Slide 2 - Slide

12

Slide 3 - Video

Slide 4 - Link

01:00-01:07
Wat voor werk doet Martin?
Bekijk het fragment en beantwoord daarna de vraag.

belangrijke woorden:
das Ergebnis = het resultaat, de uitkomst
schlau = slim
Forscher, Forschung, forschen = onderzoek
das Lernverhalten = het leergedrag
lösen = oplossen
auswerten = analyseren, beoordelen
beobachten = observeren, bekijken
die Tierart = de diersoort

Slide 5 - Slide

04:52
1. Wat voor werk doet Martin?
A
boer
B
kapper
C
natuurbeschermer
D
onderzoeker

Slide 6 - Quiz

04:53-05:08
Is paard Hans slimmer dan andere paarden?

Beantwoord de vraag na het bekijken van het volgende fragment.

belangrijke woorden:
rechnen = rekenen
behaupten = beweren, zeggen
die Körpersprache = de lichaamstaal

Slide 7 - Slide

05:46
2. Is paard Hans slimmer dan andere paarden?
A
nee
B
iets slimmer
C
veel slimmer
D
hij is de Einstein onder de paarden

Slide 8 - Quiz

05:56
Kunnen vogels echt samenwerken?
Beantwoord deze vraag na het bekijken van het volgende fragment

belangrijke woorden:
der Versuch = het experiment
die kognitive Leistung = de verstandelijke prestatie
merken = onthouden

Slide 9 - Slide

10:30
3. Kunnen vogels samenwerken?
A
nee
B
matig
C
behoorlijk goed
D
heel goed

Slide 10 - Quiz

10:37-10:52
Hoe leren dieren?
Beantwoord deze vraag na afloop van het volgende fragment.

Belangrijke woorden:
Weissbüschelaffen = penseelaapjes
die Fähigkeit = het vermogen
zuschauen = toekijken
aufmerksam sein = opletten
das Gehirn = de hersenen

Slide 11 - Slide

17:01
4. Hoe leren dieren?
A
uit boeken
B
door toe te kijken
C
door er achteraf over na te denken
D
eigenlijk leren ze niet echt

Slide 12 - Quiz

17:02
Welk verschil tussen hond en mens wordt duidelijk?
Beantwoord de vraag na het bekijken van het volgende fragment

Belangrijke woorden:
die Erziehung = de opvoeding
die Artgenossen = de soortgenoten
der Oberbegriff = de categorie, het verzamelbegrip

Slide 13 - Slide

20:02
5. Welk verschil tussen hond en mens werd duidelijk?
A
de mens heeft een veel beter reukvermogen
B
de hond maakt makkelijker vrienden
C
de hond is eigenlijk toch slimmer
D
de mens kan denken in categorieën

Slide 14 - Quiz

20:23
Welke verschillen zijn er tussen de honden?
Beantwoord de vraag als je het fragment hebt bekeken.

belangrijke woorden:
die Studie = het onderzoek
der Unterschied = het verschil
hektisch = druk (qua gedrag)

Slide 15 - Slide

24:12
6. Welke verschillen zijn er tussen de honden?
A
slimme honden zijn beter
B
elke hond pakt het anders aan
C
er is geen verschil
D
er zijn alleen uiterlijke verschillen

Slide 16 - Quiz

Nennt mir wenigstens 3 neue Wörter die ihr gelernt habt und ihre Bedeutung

Slide 17 - Open question