24/25 4.1 Een stroomkring maken 2BK

4.1 Een stroomkring maken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.1 Een stroomkring maken

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg 4.1
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
4.1.1 Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
4.1.2 Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
4.1.3 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.
4.1.4 Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
4.1.5 Je kunt beschrijven wat een elektrische stroom is.







Slide 3 - Slide

Rondstromen
Met een batterij kun je een lampje laten branden. Dat lukt alleen als de stroom rond kan stromen: van de batterij naar het lampje, door de gloeidraad van het lampje en weer terug naar de andere kant van de batterij.

Er is dan een gesloten stroomkring. Als je de stroomkring onderbreekt, gaat het lampje weer uit.




Slide 4 - Slide

Onderdelen van een stroomkring
De woorden ‘stroom’ en ‘stroomkring’ maken duidelijk dat er ‘iets’ beweegt door de snoeren en het lampje. Natuurkundigen hebben dat ‘iets’ de naam lading gegeven. Een elektrische stroom bestaat uit bewegende lading. Als je een stroomkring onderbreekt, valt die beweging stil. De lading is er nog wel, maar die kan niet meer door de stroomkring heen bewegen.


Slide 5 - Slide

Geleiders 
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen, heten geleiders. Alle metalen zijn geleiders, maar het ene metaal geleidt beter dan het andere. Koper en aluminium geleiden bijvoorbeeld beter dan ijzer en lood. Koolstof is ook een geleider, al is het geen metaal.


Slide 6 - Slide

Isolatoren
Stoffen die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten, heten isolatoren. Voorbeelden zijn rubber, glas en de meeste soorten plastic. Als een vaste stof geen metaal is, dan is het bijna altijd een isolator. Ook lucht is een goede isolator. weg van de koperdraad volgen. De stroom kan nergens anders naartoe.

Slide 7 - Slide

De schakelaar
 Je gebruikt een schakelaar om het licht aan en uit te doen.

 Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.

In een schakelaar zitten twee metalen plaatjes. In de  afbeelding raken die plaatjes elkaar. De stroom kan door de schakelaar lopen. De schakelaar is dicht (gesloten). De stroomkring is gesloten.


Slide 8 - Slide

De schakelaar

Als je de schakelaar omzet, gaan de metalen plaatjes van elkaar . Daardoor kan er geen stroom meer door de schakelaar lopen. De schakelaar is open en de stroomkring is onderbroken.

Slide 9 - Slide

De stroom meten
Met een stroommeter kun je meten hoe ‘sterk’ de elektrische stroom door een stroomkring is. Je meet dan op een bepaald punt in de stroomkring hoeveel lading er in één seconde voorbijkomt. Dat noem je de stroomsterkte. Hoe meer lading er in een seconde voorbij komt, des te groter is de stroomsterkte.


Slide 10 - Slide

De stroom meten
De eenheid van stroomsterkte is ampère (A). Een stroommeter wordt daarom ook wel ampèremeter genoemd. Als de stroomsterkte klein is, meet je de stroom meestal in milliampère (mA).
Omrekenen doe zo:
1 mA = 0,001 A
1 A = 1000 mA
De stroomsterkte is op elke plaats in de stroomkring even groot. Het maakt dan ook niet uit waar je de stroommeter in de stroomkring opneemt: links of rechts van het lampje.

Slide 11 - Slide

PLUS De led
Een led is een lampje dat in allerlei soorten verlichting gebruikt wordt. De naam led is een afkorting van ‘licht emitterende diode’. ‘Licht emitteren’ betekent licht uitstralen. Een diode is een klein elektronisch onderdeel dat maar in één richting stroom doorlaat.
Kenmerkend voor een led is dan ook dat de stroom er maar in één richting doorheen kan lopen. Als je het andersom probeert, loopt er geen stroom en geeft de led geen licht. het langste aansluitpootje moet verbonden worden met de pluskant van de batterij. In fietslampjes worden bijna altijd leds gebruikt . Leds hebben namelijk als voordeel dat ze heel weinig elektrische energie nodig hebben om (veel) licht te geven. Een ledlamp verbruikt 80 tot 85% minder energie dan een halogeenlamp en ongeveer 90% minder dan een gloeilamp. Leds hebben bovendien een heel lange levensduur en kunnen goed tegen schokken.

Slide 12 - Slide

Aan het werk! NOVA
Wat
BASIS 4.1  Een stroomkring maken - opdrachten 1, 2, 3, 4, 11, 12
KADER 4.1 Een stroomkring maken - opdrachten 4, 7, 9, 11, 12, 13

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Kom bij mijn bureau. 

Klaar? Test Jezelf!

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Afsluiten
Huiswerk
BASIS 4.1 Een stroomkring maken - opdrachten 6 en 9
KADER 4.1 Een stroomkring maken - opdrachten 5, 6 en 10


Blijf even zitten tot de bel gaat!

Slide 14 - Slide