This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Herhaling
14.1 en 14.3
Slide 1 - Slide
Vanaf 1800 zijn mensen steeds rationeler gaan handelen; dit uit zich in....
A
de toepassing van wetenschap
B
toename van belangenorganisaties
C
dat het individu als nieuwe sociale eenheid op de voorgrond treedt
D
toename van de wereldmarkt
Slide 2 - Quiz
WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST? 1) rationalisering is volgens het functionalisme paradigma de basis voor de ontwikkeling van het kapitalisme 2) Het rationele actor paradigma benadrukt dat mensen door rationalisering beter hun eigen doelen kunnen bereiken
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 3 - Quiz
Beschrijf wat het effect is van individualisering op traditionele instituties
Slide 4 - Open question
noem politieke kenmerken van de moderne samenleving
Slide 5 - Mind map
Noem sociale / culturele kenmerken van een moderne samenleving
Slide 6 - Open question
wat weet je nog van tertiaire socialisatie?
Slide 7 - Mind map
wat weet je over arbeids(ver)deling?
Slide 8 - Mind map
Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
Slide 9 - Quiz
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit
B
Ja, via het proces van positietoewijzing
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, zowel via het proces positietoewijzing als positieverwerving