Lezen blok 3 en 4 pwweek

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Feiten en meningen

Objectief & subjectief

FEIT OF MENING?

Feit of mening?

Feit OF mening

Feit of mening?
Roken moet verboden worden.

1. feit
2. mening

Feit of mening:
Vandaag is het vrijdag.

1. feit
2. mening

feit en mening,
wat klopt?

1. een mening kun je niet bewijzen.
2. Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
3. Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
4. In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Feit of mening?
Ik heb geen broers.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
"De aarde is rond."

1. Feit
2. Mening

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Tekstdoel?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren
4. Adviseren

Wat is het tekstdoel?

1. Instrueren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Activeren

Tekstdoel en tekstsoort

Tekstdoel:          Tekstsoort:

• Informeren   -    Informatieve tekst
• overtuigen    -    Betogende tekst
• amuseren     -    Amuserende tekst
• activeren       -    Activerende tekst

Tekstsoort?

1. Amuserende tekst
2. Informerende tekst
3. Aansporende tekst

Tekstsoort?

1. Aansporende tekst
2. Amuserende tekst
3. Informerende tekst

Tekstsoort?

1. Aansporende/ activerende tekst
2. Uiteenzettende tekst
3. Amuserende tekst
4. Informerende tekst

KERNZINNEN

Kernzin

De belangrijkste informatie van een alinea.

Waar staat de kernzin? 

• De 1e zin is de kernzin.
• De 2e zin van een alinea is de kernzin.
• De laatste zin van de alinea is de kernzin.

Wat is een kernzin?

1. hetzelfde als de hoofdgedachte
2. conclusie van de tekst
3. belangrijkste zin van een alinea
4. belangrijkste zin van de tekst

Deelonderwerp?

Onderwerp:
Waar gaat deze tekst over?
Deelonderwerp:
Waar gaat deze alinea over?

Onderwerp: 

Black Friday 

Deelonderwerp:

Ontstaan van Black Friday 

Deelonderwerp:

Drukte in de stad.

Deelonderwerp:

Goede aanbiedingen of onzin aanbiedingen

Middenstuk: 

Alinea 3

Alinea 4

Alinea 2

Tekstvormen

Wat is een tussenkopje?

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Signaalwoorden en hun verbanden

Signaalwoorden en hun verbanden

Signaalwoorden (uitleg) 

Tekstverband:                                                  Signaalwoord:

voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld

reden/ argument                                             want, omdat, daarom

opsomming                                                        en, ook ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook,                          bovendien, ten slotte, tot slot, …

tegenstelling                                                     maar, echter, daar staat tegenover, aan de ene kant/ aan    de andere kant, toch, 

Oorzaak gevolg                                                daardoor, hierdoor, doordat,

Signaalwoorden vervolg

middel- doel             opdat, zodat, om, door middel van, met als doel om,

voorwaarde       als, indien, wanneer, op voorwaarde dat

conclusie       dus, al met al, concluderend, kortom

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?

1. vanwege
2. zoals
3. tot slot
4. toch

Wat is een signaalwoord

Wat zijn signaalwoorden?

1. Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
2. Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
3. Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
4. Woorden die extra informatie geven

MAAR is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. reden
4. opsomming

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. daarnaast
3. echter
4. zo

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?

1. En
2. Maar
3. Mits
4. Dus

Verwijswoorden!!!

Het laatste onderdeel!

Verwijswoorden.

HUNNIE hebben het gedaan!

Verwijswoorden

Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

• hij, ze, zij, hem, haar, het
• deze, die, dat, dit
  

Wat is geen verwijswoord?

1. de
2. deze
3. het
4. dat

Voorbeelden van verwijswoorden zijn...

1. Waarom, zoals, soms...
2. Hij, zij, het, die...

Verwijswoorden...

1. geven een verband aan in de tekst.
2. geven een eigenschap aan.
3. geven aan dat iets van iemand is.
4. verwijzen naar iets in de tekst.