week 2 les 3 dubbele punt en aanhalingstekens

PAK JE LAPTOP, SCHRIFT EN JE PEN!


Wat gaan we doen?
- leerdoel/ instructie 
- zelfstandig werken
- afsluiter: blooket 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PAK JE LAPTOP, SCHRIFT EN JE PEN!


Wat gaan we doen?
- leerdoel/ instructie 
- zelfstandig werken
- afsluiter: blooket 

Slide 1 - Slide

Leerdoel: 


Je leert de dubbele punt en de aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wat weet jij al over de volgende leestekens?
Dubbele punt / aanhalingstekens

Slide 3 - Open question

Een dubbele punt gebruik je op twee manieren.
1. Als je iets aankondigt of opsomt.
Ik kreeg een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, kousen en een trainingsjack.

2. Als je iemand citeert.
Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.'

Slide 4 - Slide

Citaat 
Als je iemands woorden precies opschrijft zoals hij ze uitsprak, gebruik je ook een dubbele punt. Dat heet een citaat. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt. Je zet de woorden die gezegd zijn tussen aanhalingstekens. Het citaat begint altijd met een hoofdletter.

Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?'

Slide 5 - Slide

Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.


'O
vermorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
Wie heeft zin in een potje voetbal?’ vroeg Danique.

Slide 6 - Slide

Even oefenen.......

Slide 7 - Slide

Kloppen alle leestekens?

Mijn moeder zei: 'Ik ga even boodschappen doen'.

Slide 8 - Slide

Kloppen de leestekens?

Sara vroeg: ' Ga je mee zwemmen.'

Slide 9 - Slide

Welke leestekens mis je?

peter zei hou eens op

Slide 10 - Slide


Peter zei: 'Hou eens op!'

Slide 11 - Slide

Welke leestekens mis je?

ga jij ook mee zwemmen vroeg Maartje

Slide 12 - Slide


'Ga jij ook mee zwemmen? vroeg Maartje.

Slide 13 - Slide

Aan de slag op blz. 232
- Maak opdracht 1 t/m 6.

- 5 min. zelfstandig
-Daarna mag je samenwerken (FLUISTEREND)

- Klaar? Maak cursus 7 paragraaf 1 online
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Welke zin is correct?
A
Koen zei: ''Citeren is leuk.''
B
Koen zei: ''citeren is leuk.''
C
Koen zei: ''citeren is leuk.''
D
Koen zei ''Citeren is leuk.''

Slide 15 - Quiz