les 1 persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels 3e naamval

Uitleg/oefening persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels

van de 3e naamval
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1-4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Uitleg/oefening persoonlijke voornaamwoorden en voorzetsels

van de 3e naamval

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

ich
du
sie
es
er
wir
ihr
Sie
sie
ik
jij
hij
het
wij
zij
jullie
u
zij

Slide 3 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
Niet alleen na de voorzetsel durch, für, ohne, um, gegen verandert er iets in het Duits. Er is nog een rijtje

  • mit (met)
  • nach (na, naar)
  • bei ( bij)
  • von (van)
  • zu (naar personen)
  • aus (uit)
deze geven een 3e naamval aan

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welke voorzetsels geven een 3e naamval aan?
A
für, ohne, gegen, durch, um
B
mit, nach, bei, seit, von, zu , aus
C
an, auf, hinter, neben

Slide 7 - Quiz

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
zu
C
durch
D
von

Slide 8 - Quiz

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 9 - Quiz

Wollt ihr mit ..... (hen) nach Berlin?
A
sie
B
ihr
C
ihn
D
ihnen

Slide 10 - Quiz

Können wir mit ...... (u) mitfahren?
A
sie
B
Sie
C
ihnen
D
Ihnen

Slide 11 - Quiz

Ich gehe mit ........(haar) nach Amsterdam
A
sie
B
ihr
C
euch
D
Sie

Slide 12 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes:

Du kannst bei (ons) ... übernachten.

Slide 13 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes:

Der Sänger kommt morgen zu (hen) ...

Slide 14 - Open question

Vertaal de woorden tussen haakjes:

Dag Buch ist von (mij) ...

Slide 15 - Open question

Ik kan de juiste vorm van het persoonlijk vnw gebruiken en (her)ken de voorzetsels van de 3e naamval

JA, voor 100%
JA, voor 75%
MWAH, voor 50%
NEE, voor 25%
NEE, voor 0%

Slide 16 - Poll