Woordenschat H2, les 2 -start H3 6e editie

Onderstaande titel is ambigu (= dubbelzinnig)
Burgemeester Kerkrade wordt geen vrouw

Zie jij de twee betekenissen?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Onderstaande titel is ambigu (= dubbelzinnig)
Burgemeester Kerkrade wordt geen vrouw

Zie jij de twee betekenissen?

Slide 1 - Slide

Programma
1) Bespreken huiswerk en klassikaal opdr. 5
2) Herhaling theorie vorig jaar en oefenen
3) Theorie Woordenschat H3 en oefenen
4) Huiswerkopdracht


Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je kent het verschil tussen een hyperbool, understatement, litotes en eufemisme en je begrijpt de betekenis van de moeilijke woorden uit de opdrachten.

Slide 3 - Slide

Bespreken
Opdracht 2, opdracht 4.1 (en 4.2) van Woordenschat H2 (blz. 59) 


Slide 4 - Slide

beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Vergelijking: je vergelijkt het het object met een beeld
Joris (object) wordt zo rood als een kreeft (beeld).
Verbindingswoorden zijn: als, zo...als,lijkt wel, is net, een... van een...
Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
Ruim je zwijnenstal nu eens op! (= vieze/onopgeruimde kamer)
Janneke worstelt (ww) met de stof van wiskunde. (= heeft moeite met)
Personificatie: een levenloos ding wordt als een levend persoon voorgesteld.
De klok vertelde mij dat het tijd was om te gaan. (Een klok kan niet praten!)

Slide 5 - Slide

  metonymie
Metonymie is ook een vorm van beeldspraak. Hierbij benoem je een eigenschap of kenmerk van het object.
Voorbeelden zijn:
Hij kreeg geel.> een gele kaart (je noemt de kleur)
Er hangt een mooie Rembrandt. > een schilderij van Rembrandt (de maker)
Nederland heeft gewonnen.> Het Nederlandse damesvoetbalelftal (het land)
Ik draag altijd Adidas. > Kleding/schoenen van Adidas (het merk)
Hij won zilver.> Zilveren medaille (materiaal)


Slide 6 - Slide

  metonymie
Vervolg voorbeelden:
Die lange had weer het hoogste woord.> een lang persoon (kenmerk)
(Bij een metafoor zou je bijvoorbeeld zeggen: Die praatjesmaker had weer het hoogste woord, want het beeld komt overeen met het object: de persoon met de praatjes).
Ik kreeg een bloemetje.> een bosje bloemen. (Je benoemt een deel van het geheel. Dit heet pars pro toto)





Slide 7 - Slide

Welke vorm van beeldspraak zie je hieronder?

Mijn laptop weigerde vanochtend om aan te gaan.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak zie je hieronder?

Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.


A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak zie je hieronder?

Het slaat echt weer als een tang op een varken.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 10 - Quiz


Onze badkamer genoot van de grote schoonmaakbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 11 - Quiz


Jouw spreekbeurt rammelde aan alle kanten.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 12 - Quiz


Ik stem links.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 13 - Quiz


Ajax heeft verloren.

A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 14 - Quiz



Die heks gaf mij duizend regels strafwerk.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quiz

Theorie: beeldspraak
De asyndetische vergelijking
Dit is een vergelijking zonder een verbindingswoord tussen beeld en object.

Voorbeeld gewone vergelijking: Hij is zo rood als een kreeft.
Voorbeeld asyndetische vergelijking: 
Ik keek naar jouw hoofd, een tomaat.

Slide 16 - Slide

De homerische vergelijking
Dit is een vergelijking waarbij het beeld nogal uitvoerig wordt beschreven. (De dichter Homerus is hierom bekend.)

De kolkende zee wilde ons verzwelgen, zoals een hongerige beer na een winterslaap van negen maanden zijn prooi met zijn machtige klauwen uit elkaar trekt.

Slide 17 - Slide

synesthesie
Hierbij is sprake van een combinatie van twee zintuigelijke indrukken ( tast, smaak, gehoor, reuk en zicht)

Hij maakte haar bittere verwijten  met zijn koude stem.

Slide 18 - Slide

Uit zijn mond vloeien zoete woorden, zodra hij Agnieska ziet.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 19 - Quiz

Zoals een mobiele telefoon de stilte kan verstoren wanneer die plotseling luid begint te piepen in een volle zaal, zo was de kreet van de verwarde man tijdens de Dodenherdenking een ergerlijke verstoring van de stille plechtigheid.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 20 - Quiz

Door de fraaie zomer heeft deze wijn een ronde smaak gekregen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 21 - Quiz

Helena sprong gracieus over het hekje en holde naar de ijscokar als een hinde die het voorjaar ruikt en de waterbron opzoekt om haar dorst te lessen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 22 - Quiz

Franka heeft haar vriendje Trevis, die trouwe hond, compleet in haar macht.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie

Slide 23 - Quiz

Maak opdracht 2 op blz. 91

Slide 24 - Slide