beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Vergelijking: je vergelijkt het het object met een beeldJoris (object) wordt zo rood als een kreeft (beeld).
Verbindingswoorden zijn: als, zo...als,lijkt wel, is net, een... van een...
Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
Ruim je zwijnenstal nu eens op! (= vieze/onopgeruimde kamer)
Janneke worstelt (ww) met de stof van wiskunde. (= heeft moeite met)
Personificatie: een levenloos ding wordt als een levend persoon voorgesteld.
De klok vertelde mij dat het tijd was om te gaan. (Een klok kan niet praten!)