This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Herhaling 1.1 t/m 1.3
Slide 1 - Slide
Huiswerk nakijken
Slide 2 - Slide
Opbouw van de aarde.
Sleep het goede antwoord op de goede plek.
Aardkorst
Mantel
Aardkern
Slide 3 - Drag question
Wat is pangea?
Slide 4 - Open question
Pangea werd opgebroken door
A
aardbevingen
B
rivieren
C
platentektoniek
D
mammoeten
Slide 5 - Quiz
Het binnenland van het supercontinent Pangea was.....
A
vochtig
B
droog
Slide 6 - Quiz
Beoordeel onderstaande stellingen I Pangea is de naam van een supercontinent dat later uiteenviel in meerdere losse platen II Met het opbreken van Pangea nam het aantal soorten planten en dieren af.
A
I is juist
II is onjuist
B
I is onjuist
II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 7 - Quiz
Herhaling
Slide 8 - Slide
Herhaling
Slide 9 - Slide
Eerst Daarna Nu
3. Sleep de plaatjes in de juiste volgorde. Hoe zijn de Alpen ontstaan?
Slide 10 - Drag question
Zet de letters A t/m F hieronder in de juiste volgorde. Begin met A, eindig met F.
A Op de plek van de Alpen ligt een tropische zee.
B De zeebodem kreukelt, buigt en breekt doordat de Afrikaanse plaat langzaam naar het noorden beweegt.
C De sterk geplooide zeebodem wordt tegen Europa aan geduwd.
D Op de bodem van de tropische zee ontstaat een dikke laag kalk, bestaande uit dode planten en zeedieren.
E Rivieren brengen zand en stenen naar de zee en zetten die boven op de kalklaag af.
F In Europa is het plooiingsgebergte de Alpen ontstaan.
A
?
?
?
?
F
A
B
C
D
E
F
Slide 11 - Drag question
Ontstaan Alpen
De Alpen zijn een plooiingsgebergte.
Slide 12 - Slide
Aardbeving
Gebergte
Slide 13 - Drag question
Weinig risico op aardbevingen
Weinig risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Slide 14 - Drag question
Wat is de zwaarste aardbeving
A
9,5
B
8,4
C
4,9
D
7,5
Slide 15 - Quiz
Aardbeving
Aardbeving
Vulkanen
Vulkanen
Midoceanische rug
Bergen
Trog
Slide 16 - Drag question
Hoe meet je een aardbeving?
A
Met de schaal van Beaufort
B
Met de schaal van Scoville
C
Met de schaal van Denekamp
D
Met de schaal van Richter
Slide 17 - Quiz
Epicentrum
Epicentrum
Het punt waar de aardbeving aan de aardoppervlakte komt, direct boven het hypocentrum.
Hypocentrum
Hypocentrum
Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint.
Slide 18 - Drag question
Wat zijn gevolgen van aardbevingen?
Slide 19 - Open question
Stelling: Aardbevingen en vulkanen komen vaak op dezelfde plek voor omdat:
A
Ze beide aan de kust plaats vinden.
B
Ze beide voorkomen op plaatgrenzen.
C
Een vulkaan is het gevolg van een aardbeving.
D
Ze komen niet vaak op dezelfde plek voor.
Slide 20 - Quiz
Wat kunnen de gevolgen zijn van een aardbeving?
Slide 21 - Open question
De midoceanische rug ontstaat door
A
platen die naar elkaar toe bewegen
B
platen die uit elkaar bewegen
C
platen die langs elkaar bewegen
D
de bewegingen van A, B en C
Slide 22 - Quiz
Bij een midoceanische rug ontstaat nieuw gesteente
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Op deze plek ontstaat een diepe trog.
A
A
B
B
C
C
Slide 24 - Quiz
Herhaling
Slide 25 - Slide
Trog
trog
Slide 26 - Slide
Wat hoort bij een vulkaanuitbarsting?
1 Dat er tegelijkertijd ook een aardbeving ontstaat.
2 Deze ramp kan vaak al goed voorspeld worden.
3 Grond wordt na en tijdje vruchtbaar.
4 Er zijn vaak heel veel slachtoffers.
A
Cijfer 2 en 3
B
Cijfer 1, 2 en 4
C
Cijfer 1 en 4
D
Cijfer 2 en 4
Slide 27 - Quiz
Door deze plaatbeweging ontstaat GEEN vulkaan
A
naar elkaar toe
B
uit elkaar
C
langs elkaar
Slide 28 - Quiz
Wat is een pyroclastische stroom
A
Hete gassen die bij een vulkaanuitbarsting met grote snelheid de helling afdalen.
B
Lava en as dat hard is geworden op de vulkaanhelling
C
Langgerekte bergrug in de zee, ontstaan doordat magma bij het uit elkaar drijven van oceanische platen naar boven komt.
D
Gesteente dat in de aardmantel smelt en naar boven drijft
Slide 29 - Quiz
Wat zit er niet in een pyroclastische stroom?
A
Heet lava
B
Hete gassen
C
Hete stenen
D
As
Slide 30 - Quiz
Wat gebeurt er als twee continentale platen botsen?
A
Er ontstaat een plooiingsgebergte
B
Er ontstaat een subductiezone
C
Er ontstaat een diepzeetrog
D
Er ontstaat een vulkaan
Slide 31 - Quiz
Zijn de volgende zinnen juist of onjuist?
1. Waar aardkorstplaten naar elkaar toe gaan, ontstaan gebergtes zoals de Alpen (zie plaatje). 2. Het epicentrum is de plek diep onder het aardoppervlakte waar een aardbeving ontstaat. 3. Vulkanen komen voor waar aardkorstplaten botsen, uit elkaar gaan en langs elkaar schuiven. 4. Dezelfde plant- en dierenfossielen op verschillende continenten bewijzen dat deze ooit aan elkaar zaten
A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4 juist.
B
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4 juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4 juist.
D
1. onjuist, 2. juist, 3. onjuist, 4 juist.
Slide 32 - Quiz
wat is een tsunami
A
een zeebeving
B
een aardbeving
C
een vloedgolf
D
een vulkaan
Slide 33 - Quiz
waar ontstaan tsunami's
A
rond de tropen
B
midden op aardplaten
C
aan de rand van aardplaten
D
overal ter wereld
Slide 34 - Quiz
1
2
3
Hoe ontstaan Tsunami's?
Een Tsunami word gevaarlijk als hij bij de kust komt, maar wat gebeurt er dan?
In het ondiepe water remt de golf af.
Het achterste deel van de golf haalt de voorkant in.
De golf wordt hoger.
Slide 35 - Drag question
Hieronder staan een aantal stappen hoe een tsunami ontstaat. Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
1
2
3
6
4
5
Aardbeving in de zee
De golven worden sneller en krachtiger
Er ontstaan golven
De tsunami komt aan land
Het grondeffect treedt op
De kustlijn trekt zich snel terug
Slide 36 - Drag question
Wat is het grondeffect?
Slide 37 - Open question
Wat is een gevolg van de tsunami?
A
Wegen en bruggen zijn niet vernield
B
Auto's , boten en huizen zijn weggespoeld
C
Je kunt niet meer naar het strand
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 38 - Quiz
Dit wordt ook wel de 'kalender van het ontstaan van de aarde' genoemd.
A
Geologie
B
Geologische tijdschaal
C
Evolutie van het leven
D
Fossielen
Slide 39 - Quiz
Wat zijn fossielen?
A
Botten van uitgestorven dieren
B
Versteende resten van planten of dieren
C
Een afdruk van een dier in een steen
D
Een model van een dinosauriër
Slide 40 - Quiz
voorkennis
De Nederlandse reis over de wereldbol
Zet de letters van de kaartjes in de juiste volgorde.
Begin met het oudste kaartje (F).
de juiste volgorde:
A
B
C
D
E
F
Slide 41 - Drag question
Leg uit hoe er steenkool aanwezig kan zijn in Nederland.
Slide 42 - Open question
Wat is het verschil met aardbevingen in de wereld en aardbevingen in Groningen?
A
Er is geen verschil
B
In Groningen ontstaan aardbevingen door gaswinning
C
Onder Groningen verschuiven aardplaten
Slide 43 - Quiz
Welke zinnen over de aardbevingen in Nederland zijn juist? 1. Aardbevingen komen vooral voor in de provincie Groningen. 2. De aardbevingen in het noorden van Nederland ontstaan door mensen. 3. De aardbevingen ontstaan heel diep onder het aardoppervlak. 4. De aardbevingen in Nederland zijn zeer krachtig.
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 4
D
3 en 4
Slide 44 - Quiz
Bekijk de kaart hiernaast. Lees de stellingen.
I. Op de kaart kun je alle aardbevingen zien, die er in Groningen waren van 2012 tot en met 2015. II. Vooral in het noorden van het gebied op de kaart wordt sinds 2013 minder aardgas uit de grond gehaald, omdat daar de meeste aardbevingen voorkwamen. III. De rondjes op de kaart zijn epicentra.
A
II is juist, I en III zijn onjuist.
B
I is onjuist, II en III zijn juist.
C
Alle drie zijn juist.
D
Alle drie zijn onjuist.
Slide 45 - Quiz
We winnen geen gas meer in Groningen, maar het aardbevingsgevaar is nog niet geweken. Welk oplossing stellen wetenschappers voor en waarom kan dit helpen?