Voorbereiding toets H2

H2 Wat voor consument ben jij?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

H2 Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Consumentenorganisaties
= komen op voor de belangen van de consument

Ze doen dat door:

1. Informatie over producten te geven;
2. Informatie te geven over je rechten en plichten als consument;
3. Acties bij fabrikanten of de overheid te voeren. Bijvoorbeeld om de         consument te beschermen tegen te veel suiker.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vergelijkend warenonderzoek
-
-
-
-
Beste koop = beste prijs- kwaliteitsverhouding
Beste uit de test = product komt het beste uit de test, maar zegt nog niks over de prijs.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Prijs per standaardhoeveelheid
Wat is de prijs per 100 gram?
Remia ketchup
500 gram
€1,25
Heinz ketchup
220 gram
€1,40

Slide 4 - Slide

€0,25
€0,64

Keurmerk
  • Als dit keurmerk op een product staat, krijgen boeren
in arme landen een eerlijke prijs voor dat product.

  • Dit keurmerk is voor een veilige webshop die eerlijk 
handelt.

  • Producten met dit keurmerk scoren hoog op 
dierenwelzijn.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wetten
  1. Warenwet = staat dat voedsel en andere producten niet gevaarlijk mogen zijn voor je gezondheid of veiligheid.
  2. Wet productaansprakelijkheid = regelt dat de fabrikant aansprakelijk is voor schade die ontstaat doordat zijn product niet goed werkt.
  3. Wet koop op afstand = aankopen via internet, telefoon, krant. Bedenktijd is 14 dagen.
  4. Colportagewet = geldt als je iets koopt aan de deur of op straat. Wel meer dan €50!
  5. Nederlandse voedsel- en warenautoriteit (NVWA)  = die controleert de veiligheid van voedsel en van consumentenproducten. De NVWA kan boetes geven als bedrijven de wet overtreden.
  6. Autoriteit Consument & markt (ACM) = let erop of bedrijven de consument eerlijk behandelen. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Consumer Power
Wanneer veel consumenten samen protesteren of een product masaal niet kopen, kunnen zij ervoor zorgen dat fabrikanten gaan luisteren. Dit noem je consumer power. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Rekenvraag
Ada verdient €30.000 per jaar. 
Bereken hoeveel procent de 
huur is van zijn inkomen. 

  1. 30.000 / 12 = €2500
  2. 600/ 2500 x 100 = 24%
Aantal kamers: 4
Huur per maand: €600

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wanneer heb je recht op huurtoeslag?
  1. Als de huur lager is dan €737,14
  2. Als het inkomen lager is dan €31.826
  3. Als het spaargeld minder is dan €30.846

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voordelen/ nadelen kopen of huren
Voordelen woning huren:
  • Groot onderhoud aan de woning hoef je niet zelf te betalen. Dat doet de verhuurder.
  • Je kunt makkelijk verhuizen. Je hoeft niet eerst je huis te kopen.
Voordelen woning kopen:
  • Je mag zonder toestemming je woning verbouwen.
  • Je bouwt bezit op, de woning is uiteindelijk van jou.
  • Je hebt kans dat je woning meer waard wordt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Broeikaseffect
= opwarming van de aarde door CO2 uitstoot.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke kosten
= alle nadelen die we als samenleving hebben, bijvoorbeeld van milieuschade. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Rekenvraag
Tarik wil een huis kopen voor €400.000. 
Hij weet nog €50.000 van de vraagprijs
af te krijgen. Hij sluit een hypotheek af voor 30 jaar tegen een rente van 1,7% per jaar. Hoeveel euro rente moet Tarik na 30 jaar aan rente totaal betalen?

  1. 400.000 - 50.000 = €350.000
  2. 350.000 : 100 x 1,7 = €5.950
  3. €5.950 x 30 = €178.500
Prijs huis:
€400.000

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Rekenvraag
Zonnepanelen kosten €5000 per jaar. Hiermee bespaar je per jaar €300. Bereken hoeveel jaar het duurt voordat je de aanschafprijs hebt terug verdiend door de jaarlijkse besparing. Rond af op hele jaren.

  1. 5000 : 300 = 16,6 -> 17 jaar

Slide 14 - Slide

This item has no instructions