This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhaling
11.1 Het hart
11.2 Transportvaten
Slide 1 - Slide
Benoem alle onderdelen van het hart.
Sleep je onderdelen naar de juiste nummer in de tekening. Sommige onderdelen staan dubbel benoemd in de tekening. Je hoeft ze maar naar één van de juiste plekken te verslepen.
Gebruik hiervoor H8.4
Onderste holle ader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader
Linker boezem
Rechter boezem
Rechter Kamer
Linker Kamer
Halve maan vormige kleppen
AV-kleppen
Slide 2 - Drag question
Slide 3 - Drag question
Waarom is de top van het QRS-complex hoger dan de P-top?
Slide 4 - Open question
Iemand heeft een hartslag per seconde. Per slag pompt het 50 ml weg. Wat is het hartminuutvolume in L/min? Geef alleen het getal.
Slide 5 - Open question
Bij een hartinfarct sterft een deel van de hartspier af. In plaats daarvan komt dan littekenweefsel. Kan iemand na een hartinfarct nog dezelfde inspanning leveren als daarvoor?
A
Nee, want het maximale hartminuutvolume gaat omlaag
B
Ja, want het maximale hartminuutvolume wijzigt niet
C
Nee, want de maximale hartslagfrequentie gaat omlaag
D
Ja, want de maximale hartslagfrequentie wijzigt niet
Slide 6 - Quiz
Welk onderdeel van het hart zorgt ervoor dat de impuls van de boezems niet direct door wordt gegeven aan de kamers?
Slide 7 - Open question
Welk bloedvat is de slagader?
A
1
B
2
C
3
Slide 8 - Quiz
Een navelstreng-slagader vervoert voornamelijk
A
voedingstoffen en zuurstof
B
afvalstoffen en zuurstof
C
voedingsstoffen en koolstofdioxide
D
afvalstoffen en koolstofdioxide
Slide 9 - Quiz
Hoe heet de slagader zie zuurstofarm bloed vervoert?