15 april: les 38

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Op tafel:

- laptop en log in op LessonUp

- map

- pen

Welkom havo 1A

Ga zitten volgens de plattegrond. 

Vandaag maandag 15 april

• Les 38: thema

Lessen PTO 4

Lessen:

32-36

38-40 (ook relevant voor de boekopdracht!)

42-44

                        Korte verhalen

erhalen les 2

Termen van de vorige periodes:

Genres

Personages

karakter

type

Deze les:

Leer je over de begrippen tijd, ruimte en thema.

Aan het eind van deze les:

1. Kun je deze begrippen toepassen op een verhaal.

2. Ben je al een heel eind met de uitwerking van een verhaal.

Deze begrippen zijn nodig voor de boekopdracht.

Tijd

• Wanneer speelt het verhaal zich af?
• Vertel in welke tijd het verhaal zich afspeelt, bijvoorbeeld het verleden, het heden (nu) of in de toekomst.
• Hoeveel tijd verstrijkt er in het verhaal?

Ruimte (fragment uit 'Noodlot')

..en haar armen sloegen zich om Frank heen als om een prooi. Buiten was de lucht zwarter en zwarter geworden. Hij maakte zich langzaam van haar los…..

Bleek tuurde zij even met haar grijze, holle ogen naar buiten, naar het weer, en zij rilde.

“O, kijk , die wolken!”krijste zij. Het gaat stortregenen.

Hoe zie jij de ruimte uit het vorige fragment voor je?

RUIMTE

Ruimte

De ruimte is vaak heel belangrijk in een verhaal.

Met de ruimte wordt bedoeld: de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt.

De ruimte versterkt meestal het verhaal, zoals in het vorige fragment.

Soms zorgt een ruimte ook voor een bizarre tegenstelling. Dit doet de schrijver expres, het zorgt voor contrast.

Het begrip 'ruimte'

verwerk je ook in je mindmap

Thema

Net als een boek of een film, heeft ook een kort verhaal een thema.

Een thema is een soort niet tastbaar onderwerp van het verhaal.

-oorlog

-liefde

-vertrouwen

-vriendschap

Thema

- kort het probleem samenvatten

- woord, woordgroep of korte zin

- diepere bedoeling

- wat is de boodschap van het verhaal?

Voorbeelden:

- vriendschap

- oorlog

- ziekte/dood

Meerdere thema's mogelijk maar 1 hoofdthema

Wat zag je op de afbeelding?

Wat zag je op de afbeelding? Is dit vroeger of nu?

Vroeger of nu?

1. vroeger
2. nu
3. vroeger en nu

Wat zag je net?

de 5 w+h-vragen

• wie
• wat
• waar
• wanneer
• waarom 
• hoe

Tot hier gekomen :(

Thema

Thema: 

• Zoek naar de diepere betekenis 
• Schrijf dit zo kort mogelijk op.
  

Voorbeelden:

- opgroeien tot een volwassene

- eenzaamheid

- familie

Meerdere thema's mogelijk, maar altijd 1 hoofdthema.

Wat is het thema van 'Spijt'?

Wat is het thema van 'Achtste groepers huilen niet'?

Jouw boek

Bedenk waar jouw boek over gaat? Wat is het thema van jouw boek 

Hulpmiddel: vraag je af 'waar gaat het verhaal eigenlijk over'

Kijk ook naar het genre van het boek 

welke thema zie jij in "Zwartboek"?

Welk thema zie jij in "Vals" ?

Samengevat:

1. Tijd
2. Ruimte
3. Thema

Ik begrijp wat ik moet doen met de begrippen 'personages, tijd, ruimte en thema'.

Zeker!

Ik denk het wel.

Ik denk het niet.

Helemaal niet.

Ik wil graag meer uitleg.

Boeken ophalen/kiezen

Sta je hier nog niet tussen of ontbreekt jouw boek, kies dan een ander boek. 

Thema

Net als een boek of een film, heeft ook een kort verhaal een thema.

Het is de 'aller kortste samenvatting'

Een thema is een soort niet tastbaar onderwerp van het verhaal.

-oorlog

-liefde

-vriendschap

Nu:

Pak het verhaal erbij.

Ga verder met de uitwerking van tijd, thema en ruimte.

Vrijdag moet het af zijn!

Volgende les: puntjes op de i en/of starten met verhaal 2.