HV1 ch1 herhaling PW-stof

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

1V et 1W

Qu'est-ce qu'on va faire?

- Wat moet je leren voor het PW?

- Stof herhalen?

- Voorbeeldvragen PW

- Tips

- Spel (quizlet / Bingo / anders?)

Wat moet je leren voor het PW?

- vocabulaire: A+B+E+F

- phrases clés: c + G

- grammaire: D (lidwoorden) + H (ww avoir)

- getallen 0-20

- leestekst

- luistertoets

Tips!

- Bekijk de fouten uit je SO en uit de Oefentoets. Is het duidelijk waarom het fout was? Weet je hoe het wel moet?

- Begin op tijd met leren. Leer vaker een korte tijd, dat levert meer op dan 1 keer heel lang leren. Herhalen is het belangrijkst!

- Gebruik alle hulpmiddelen die er zijn! (Slim Stampen, Quizlet, WRTS, je ouders/verzorgers, etc.)

Répéter!!!

prends ton cahier de notes

Exercice 1

- Noteer voor jezelf het rijtje van avoir 

- Noteer ook de vertaling erachter

Kijk goed na!!!

j'ai = ik heb

tu as = jij hebt

il a = hij heeft

elle a = zij heeft

on a = men heeft/we hebben

nous avons = wij hebben

vous avez = jullie hebben / u heeft

ils ont = zij hebben (mnl)

elles ont = zij hebben (vrl)

avoir = hebben

Let op: Dit ww gebruik je om te vertellen hoe oud je bent, of om te vragen hoe oud iemand anders is.

Exercice 2

Schrijf voor jezelf de getallen van 0-20 voluit in het Frans

0 = zéro

1 = un

2 = deux

3 = trois

4 = quatre

5 = cinq

6 = six

7 = sept

8 = huit

9 = neuf

10 = dix

11 = onze

12 = douze

13= treize

14 = quatorze

15 = quinze

16 = seize

17 = dix-sept

18 = dix-huit

19= dix-neuf

20 = vingt

exercice 3

Noteer de volgende zelfstandig nw in het meervoud:

• le garçon
• l'ordinateur
• une copine
• la piscine
• une école
• un ami

les réponses

le garçon  = les garçons

l'ordinateur = les ordinateurs

une copine = des copines

la piscine = les piscines

une école = des écoles

un ami = des amis

Répéter?

Is er iets wat je nog graag zou willen herhalen?

Een aantal voorbeeldvragen

- 20 sec per vraag

- Bonne chance!!

Vocabulaire:
Jij praat Frans?

1. Elle parle français
2. Tu parles français?
3. Elle achete une glace
4. Il regarde la télé

Grammaire:

Wij hebben

1. Nous avons
2. Vous avez
3. Il a
4. Tu as

Grammaire:
Zet 'un frère' in het meervoud

1. les frère
2. les frères
3. des frère
4. des frères

Phrases clés
Geef antwoord:
Tu t'appelles comment?

1. Je m'apele ...
2. Je m'appele ...
3. Je m'appelle ...
4. J'mappelle ...

getallen:

schrijf voluit: 15

1. seize
2. qiunze
3. cinq
4. quinze

Bingo / Quizlet?