1. R - de leerling kent het begrip solidariteitsbeginsel.
2. T1 - de leerling kan uitleggen hoe dit beginsel helpt om de welvaart gelijkmatiger over de bevolking te verdelen.
3. R - de leerling kent het hele schema van sociale zekerheid invullen.
4. R - de leerling weet welke sociale verzekeringen er zijn.
5. T1 - de leerling kan uitleggen waarom Nederland een verzorgingsstaat is.
1. R - de leerling weet wat een begroting is.
2. R - de leerling weet wat men bedoelt met het Rijk.
3. R - de leerling kan inkomsten van het Rijk benoemen met daarin een onderscheid tussen directe/indirecte belastingen en niet-belasting ontvangsten.
4. R - de leerling kan uitgaven van het Rijk benoemen.
5. T2 - de leerling kan een Rijksbegroting opstellen en bepalen of er sprake is van een overschot of een tekort.