Leesteksten en spelling vmbo4

Leesboek 1 uit: 14 (028) 15 (027) oktober
timer
20:00
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Leesboek 1 uit: 14 (028) 15 (027) oktober
timer
20:00

Slide 1 - Slide

Humortechnieken
Test maken

Tijd: 10 minuten
Eerder klaar? In je boek lezen.
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leesteksten en spelling vmbo4
Mededelingen
Tekstopmaak Je leert welke er zijn en hoe ze een tekst begrijpelijker maken en past dit toe.
Afbeeldingen in teksten Je leert hoe beelden in een tekst je extra informatie geven en past dit toe.
Hoofdletters en leestekens Je leert de regels en past deze toe.

Slide 3 - Slide

Mededelingen
Studiewijzer op Teams! Kijk ernaar. Is onder voorbehoud.


SE1: 7 t/m 13 november-> spelling en formuleren

Mondelingen zijn eind maart 2024

Slide 4 - Slide

Tekstopmaak
  • Zorgt dat de tekst er mooier uitziet
  • Zorgt dat de tekst er begrijpelijker uitziet
  • Helpt bij het zoeken naar informatie

                                                                      

Slide 5 - Slide

Tekstopmaak
Tussenkopje
Tussenkopje
Titel

Slide 6 - Slide

Opmaakkenmerken: 

Slide 7 - Slide

Opmaakkenmerken:

Slide 8 - Slide

Opmaakkenmerken:

Slide 9 - Slide

Tekstopmaak
Alle opmaakkenmerken:
Op blz. 6 van Kern
Pak je boek en ga naar blz. 6

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 4 en 7, blz. 6 e.v. Kern
Je mag overleggen.
Kijk goed naar de uitleg aan de linkerkant van blz. 6.
We kijken over 10 minuten na.
Klaar? Verder met Taak 1-2-3 etc. OF lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Afbeeldingen in teksten
Uitlegvideo:
Je leert hoe beelden in een tekst je extra info geven.

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 8, blz. 8 e.v. in Kern.
Je mag overleggen.
Kijk goed naar de uitleg aan de linkerkant van blz. 8.
We kijken over 10 minuten na.
Klaar? Verder met Taak 1-2-3 etc. OF lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 15 - Slide

WELKOM!
Wat gaan we vandaag doen?

Lezen in je leesboek
Hoofdletters en leestekens: uitleg-opdracht-quiz
Informatie zoeken over schrijvers

Slide 16 - Slide

Welkom!
timer
20:00

Slide 17 - Slide

hoofdletters & interpunctie
Hoe zat het ook alweer?


Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

Welke woorden schrijf je niet met een hoofdletter?

Slide 18 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Interpunctie
Kommagebruik: 
bij een rust - vóór maar/want/omdat - in een opsomming - 
na een aanspreking 
punt - uitroepteken - vraagteken 
Dubbele punt: voor opsomming - toelichting - voor citaat
Aanhalingstekens: citaat - begrip - sarcasme

Slide 22 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Waarom?
  • Dan kan een ander je tekst beter begrijpen
  • Dit komt terug in SE1: wordt afgetoetst

Maak opdracht 1+2+3+5+7+8, blz. 50 e.v. van Kern.
We kijken over 15 minuten na.
Klaar? Lezen in je leesboek en/of spellingsopdracht (bureau)
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Informatie zoeken over schrijvers

Doel: Je leert hoe en waar je relevante informatie over schrijvers kunt vinden.
Waarom? Ter voorbereiding op je mondeling, maart '25


Slide 26 - Slide

Informatie over schrijvers

Slide 27 - Slide

Aan de slag!
Maken: opdracht 1+2+3+4, blz. 14 e.v.
Opdracht 5&6 gaan over de schrijver van je leesboek.
Deze informatie kan je gebruiken voor je leesverslag ter voorbereiding op het mondeling!
Klaar? Lezen in je leesboek en/of spellingsopdracht (bureau)
timer
30:00

Slide 28 - Slide

Waarom is het gebruik van leestekens en hoofdletters belangrijk?
A
Dan kan een ander je tekst gemakkelijker lezen.
B
Dat hoort bij de taalregels.
C
Dan kan een ander je tekst sneller lezen.

Slide 29 - Quiz

Waar staan de juiste leestekens en hoofdletters?

A
'Pas op voor de sloot Jan!' zei Jans moeder.
B
Pas op voor de sloot Jan! Zei Jans moeder.
C
'Pas op voor de sloot, Jan!' zei Jans moeder.
D
'Pas op voor de sloot, Jan!' Zei Jans moeder.

Slide 30 - Quiz

Waar staan de juiste leestekens en hoofdletters?
A
De prijs voor de koffie is incl. belasting toch!
B
De prijs voor de koffie is incl belasting, toch?
C
De prijs voor de koffie is incl. Belasting toch?
D
De prijs voor de koffie is incl. belasting, toch?

Slide 31 - Quiz

Waar staan de juiste leestekens en hoofdletters?
A
Piet vroeg: 'Wil je mij de zout aangeven!'
B
Piet vroeg: 'Wil je mij de zout aangeven?'
C
Piet vroeg: Wil je mij de zout aangeven?
D
Piet vroeg: 'Wil je mij de zout aangeven?

Slide 32 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Teveel informatie noem je 'infobesitas'.
B
Te veel informatie noem je infobesitas.
C
Te veel informatie noem je 'infobesitas'.

Slide 33 - Quiz

In welke zin staan de leestekens juist?
A
Ik riep haar, omdat ze mijn telefoon nog had.
B
Ik riep haar, omdat ze mijn telefoon nog had!
C
Ik riep haar omdat, ze mijn telefoon nog had.
D
Ik riep haar omdat, ze mijn telefoon nog had.

Slide 34 - Quiz

Hoe heet dit leesteken?
's nachts
A
luchtkomma
B
aerostrof
C
citeerkomma
D
apostrof

Slide 35 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Ik vroeg me af wie er meeging naar de Mac.
B
Ik vroeg me af wie er meeging naar de Mac?

Slide 36 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Bert als je af bent mag je gaan zitten.
B
Bert, als je af bent mag je gaan zitten.
C
Bert, als je af bent, mag je gaan zitten.
D
Bert als je af bent, mag je gaan zitten.

Slide 37 - Quiz

Een ander woord voor het gebruik van leestekens is...
A
punctueel
B
interpunctie
C
interpunctueel
D
publicatie

Slide 38 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
We eten, aardappelen, boontjes, en vlees.
B
We eten aardappelen, boontjes, en vlees.
C
We eten: aardappelen, boontjes en vlees.
D
We eten aardappelen boontjes en vlees.

Slide 39 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 40 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Slide 41 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'.
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 42 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Mijn tante die Jet heet, komt altijd te laat.
B
Mijn tante, die Jet heet, komt altijd te laat.
C
Mijn tante die Jet heet komt altijd te laat.

Slide 43 - Quiz

Let op de leestekens. Wat is correct?
A
Afgelopen zomer was het vochtig: het regende vaak.
B
Afgelopen zomer was het vochtig; het regende vaak.
C
Afgelopen zomer was het vochtig, het regende vaak.
D
Afgelopen zomer was het vochtig. Het regende vaak.

Slide 44 - Quiz

Kloppen de leestekens?
A
Als jullie klaar zijn mogen jullie gaan ?
B
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan !

Slide 45 - Quiz

Spelling verbeteren?
www.beterspellen.nl

Elke dag 3 quizvragen

2F

Slide 46 - Slide