Wat weet je al?
1 / 14
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Astronauten die naar de maan willen reizen, moeten luchtdichte pakken dragen. Waarom?
A
De lucht op de maan bevat geen zuurstof.
B
De lucht op de maan bevat giftige stoffen.
C
Op de maan is geen lucht aanwezig.
Slide 5 - Quiz
Rond de aarde bevindt zich een dunne laag gassen.
Welke twee namen worden voor deze laag gebruikt?
Welke twee namen worden voor deze laag gebruikt?
A
de aardkorst
B
de atmosfeer
C
de dampkring
D
het heelal
Slide 6 - Quiz
In lucht zitten verschillende gassen. Welk gas hebben mensen en dieren nodig om te kunnen leven?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
zuurstof
Slide 7 - Quiz
Duikers nemen perslucht mee in flessen op hun rug. De wand van deze flessen is van dik staal gemaakt. Waarom hebben deze flessen zulke dikke wanden?
A
De lucht in de flessen is sterk samengeperst. De dikke wand voorkomt da de flessen uit elkaar springen
B
Om te voorkomen dat de flessen door het water in elkaar gedrukt worden
C
Zonder de zware flessen zouden de duikers boven in het water blijven drijven
Slide 8 - Quiz
Je pompt een fietsband op tot deze hard aanvoelt. Wat gebeurt er met de luchtdruk in de band?
A
De luchtdruk in de band neemt af.
B
De luchtdruk in de band blijft gelijk.
C
De luchtdruk in de band neemt toe.
Slide 9 - Quiz
Als het windstil is spreek je van
Bij een zware storm spreek je van
Als je hard waait spreek je van
Windkracht 0
Windkracht 7
windkracht 10
Slide 10 - Drag question
Wolken bestaan uit een stof die veel op aarde voorkomt. Uit welke stof bestaan wolken?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
zuurstof
D
water
Slide 11 - Quiz
De radiatoren van de centrale verwarming maken de lucht in je huiskamer warm. Wat gaat warme lucht doen?
A
De warme lucht stijgt op.
B
De warme lucht daalt naar de vloer.
C
De warme lucht blijft in de radiator hangen
Slide 12 - Quiz
Nieuwe ramen worden gemaakt van dubbelglas. Waarom worden ramen gemaakt van dubbelglas?
A
Dubbelglas laat weinig warmte door. Het isoleert goed.
B
Inbrekers kunnen er moeilijker doorheen snijden.
C
Het is mooier.
D
Het gaat niet gemakkelijk stuk.
