Herhaling onderwerpen

Verschil tussen
  • Offer
  • Verspilling
  • Kosten

1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Verschil tussen
  • Offer
  • Verspilling
  • Kosten

Slide 1 - Slide

  • Offer: Een uitgave die een bedrijf doet om producten te verkopen.

  • Kosten: De in geld uitgedrukte waarde van datgene wat een onderneming opoffert om te kunnen werken.

  • Verspilling: Offers die niet noodzakelijk en vermijdbaar zijn voor je bedrijfsvoering.




 


Slide 2 - Slide

Kosten of verspilling?

1. Hendrik en Cheyenne laten voor de feestdagen een bestellijst drukken.

2. Hendrik vergeet bij het aanvullen van de voorverpakte kaasjes de oudere verpakkingen vooraan te zetten. Hierdoor wordt de houdbaarheidsdatum overschreden. De voorverpakte kaasjes zijn niet meer te verkopen.

Slide 3 - Slide

Kosten of verspilling?
3. Hendrik en Cheyenne hebben de kaasspeciaalzaak uitgebreid met een notenafdeling. Zij hebben hiervoor een lening bij de bank afgesloten. Maandelijks betalen zij nu € 450 rente over deze lening.

4. Het onderhoud van de website besteden ze uit aan MBdesign. Zij rekenen hiervoor jaarlijks € 1.150 af.

Slide 4 - Slide

1 = Kosten
2 = Verspilling
3 = Kosten
4 = Kosten 

Slide 5 - Slide

Kosten van vermogen 
Vul de juiste woorden in.

De vergoeding die je moet betalen voor het lenen van geld, noem je .......................

De kosten die een onderneming betaalt om geld te lenen bij een bank, noem je .........................

Slide 6 - Slide

Rente
Wat is het rentepercentage?
Van welke drie factoren zijn de rentekosten afhankelijk?

Kies de juiste zin.

A. Rentekosten betaal je als je geld leent.
B. Rentekosten ontvang je als je geld uitleent.
C. Geen van beide zinnen zijn juist.
 


Slide 7 - Slide

Vul de juiste getallen in.

Bij een interestberekening ga je uit van ...........  of ..............  dagen per jaar. Als het aantal dagen per jaar niet vermeld staat, dan ga je uit van ................ dagen per jaar.

Als je uitgaat van het juiste aantal dagen per maand, dan heeft juli .......... dagen en november ........ dagen. Februari heeft gewoonlijk ......... dagen, maar in een schrikkeljaar .......... dagen.

Slide 8 - Slide


Bij een interestberekening ga je uit van 360 of 365 dagen per jaar. Als het aantal dagen per jaar niet vermeld staat, dan ga je uit van 360 dagen per jaar.

Als je uitgaat van het juiste aantal dagen per maand, dan heeft juli 31 dagen en november 30 dagen. Februari heeft gewoonlijk 28 dagen, maar in een schrikkeljaar 29 dagen.

Slide 9 - Slide

Oefenvragen 
1. Als je tussentijds op een lening aflost, wat verandert er dan aan de rentekosten? Waarom?
2. Sportzaak Boedra leent voor een verbouwing een bedrag van € 25.000 tegen een jaarlijks interestpercentage van 3,05% voor een periode van vijf jaar.
3. Voor promotiemiddelen sluit Dierenspeciaalzaak Dobey een lening af voor een bedrag van € 5.000 tegen een jaarlijks interestpercentage van 4% voor een periode van drie jaar.




 

 


Slide 10 - Slide

Antwoorden
1. Die worden dan lager, want door de aflossing daalt het geleende bedrag waarover je de rente moet berekenen.

2. Rente per jaar: 3,05% van € 25.000 = € 762,50.
Voor 5 jaar zijn de rentekosten: 5 × € 762,50 = € 3.812,50.

3. Rente per jaar: 4% van € 5.000 = € 200.
Voor 3 jaar zijn de rentekosten: 3 × € 200 = € 600

Slide 11 - Slide

Oefenvragen
4. Verf en behangzaak De Biggelaar leent een bedrag van € 6.500 tegen een jaarlijks interestpercentage van 2,45% voor een periode van 7 maanden om de aanslag inkomstenbelasting te voldoen.

5. Wooncenter de Blaak leent een bedrag van € 32.740 tegen een jaarlijks interestpercentage van 1,25% voor een periode van 17 maanden.


 






 


Slide 12 - Slide

Antwoorden 
4. Rente per jaar: 2,45% van € 6.500 = 159,25.
Voor 7 maanden zijn de rentekosten: € 159,25 ÷ 12 × 7 = € 92,90.

5. Rente per jaar: 1,25% van € 32.740 = € 409,25.
Voor 17 maanden zijn de rentekosten: € 409,25 ÷ 12 × 17 = € 579,77.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide